Hooien in 1960: een week mooi weer was zeldzaam
Bij ruiteren hingen boeren het gras op rekken. Eronder konden kinderen stiekem verstoppertje spelen.
Deze foto is genomen in 1956 en stond destijds bij een artikel over het belang van ventilatie bij de hooibouw. Hooien was een hele kunst, om het gemaaide gras voldoende droog te krijgen, waren dagen, soms weken, van mooi weer en noeste arbeid nodig. Soms was men tot in de herfst bezig.
Tekst gaat verder onder foto

De methoden verschilden per streek. Zo waren er gebieden waar het gras op het land werd uitgespreid en ’s avonds werd gewierst om optrekkend vocht zo min mogelijk kans te geven. ’s Ochtends moesten al die wiersen weer uit elkaar getrokken worden en opnieuw uitgespreid. En o wee als er ineens een bui op kwam zetten, dan moest iedereen die kon rennen als de wiedeweerga bijspringen om alles weer bij elkaar te harken. Dat was geen zeldzaamheid want regen was eerder regel dan uitzondering. In de periode 1920-1949 was het bijvoorbeeld maar zes keer een hele week achter elkaar droog.
Ruiteren
Een andere methode was ruiteren. Het gemaaide gras werd hierbij op stellages gedrapeerd. Optrekkend vocht kon er niet bij, regen liep er deels af. Op de foto zijn volgeladen ruiters te zien. Het moest niet te dik, want dan droogde het niet genoeg. Het moest ook zeker niet te dun want dan trok regen er alsnog in. Ruiteren deed men vooral bij minder goed hooiweer, maar qua werk maakte het weinig uit. Ook ruiteren was, net als de veldmethode, enorm arbeidsintensief.
In de rubriek Zo ging het toen gaan we terug in de tijd. Boerderij bestaat al meer dan 100 jaar en aan de hand van foto's uit het archief kijken we naar de agrarische sector in de vorige eeuw. Benieuwd naar meer historie? Check het dossier Zo ging het toen.