Foto: Ronald Hissink AlgemeenOpinie

‘Het is maar tijdelijk’

In de jaren 30 verdienden boeren amper iets. Net als nu. Dat ze toch doorgingen, kwam door de gedachte dat het maar tijdelijk was. Net als nu.

‘De melkprijs is in Nederland over het algemeen te laag om de veehouderij loonend te maken’. De zin had vandaag in Boerderij kunnen staan, maar ik vond hem in een nummer uit 1932. Die hele jaargang staat vol alarmerende berichten over lage prijzen in alle sectoren en over de reactie om dan juist meer te gaan produceren in plaats van minder. Die tendens werd gezien als merkwaardig.

Tussen de regels door valt te lezen dat het wellicht de enige manier was om nog wat te verdienen, maar dat boeren zich tegelijk alleen maar verder in de nesten werkten. Een adviseur schreef een ingezonden brief: “Hoe meer wordt uitgebreid, hoe meer op de boter toegegeven moet worden en hoe meer den melkprijs nog verder in gevaar komt.”

‘De melkprijs is in Nederland over het algemeen te laag om de veehouderij loonend te maken’. De zin had vandaag in Boerderij kunnen staan, maar ik vond hem in een nummer uit 1932.’

Boter en bacon waren letterlijk een vetpot

Boter en bacon waren destijds letterlijk een vetpot, de export naar Engeland bracht veel geld op. Toen die plotsklaps stil kwam te liggen, waren de gevolgen dan ook groot. Opbrengstprijzen doken omlaag, boeren raakten aan de grond.

Vóór deze crisisjaren waren bedrijven min of meer zelfvoorzienend. Men hield niet meer varkens dan men afval had om te voeren, men hield niet meer koeien dan men met eigen grasland – oké, met een klein beetje kunstmest erop – kon voeren. Men had niet meer bouwland dan men zelf kon bemesten. Het kon haast niet anders dan dat de boer die deze grenzen overschreed, er flink geld op toe legde, aldus Boerderij, dat de uitbreidingsdrift afdeed als ‘krankzinnig’. Vooral ook omdat vlees, boter, graan en eieren met financiële crisissteun spotgoedkoop werden verkocht aan het buitenland. ‘Laat de Regeering spoedig dien onzin staken!’ riep de redactie.

Vóór deze crisisjaren waren bedrijven min of meer zelfvoorzienend. Men hield niet meer varkens dan men afval had om te voeren, men hield niet meer koeien dan men met eigen grasland – oké, met een klein beetje kunstmest erop – kon voeren.

Pleidooi Boerderij voor herstructurering landbouw – in 1932

In één moeite door volgde een pleitbetoog voor herstructurering van de landbouw, om de balans er weer in te krijgen. De afhankelijkheid van export moest minder, productie moest er in eerste instantie op gericht zijn om aan de eigen binnenlandse behoeften te kunnen voldoen. Krimpen dus. Daarmee zouden meteen ook de prijzen stijgen. Maar boeren die standhielden, krompen niet. Ze modderden door omdat ze meenden dat de ellende tijdelijk zou zijn. Ooit zou de vraag wel weer aantrekken, en daarmee de prijzen. Dan zou alles weer goed komen.

Ook nu is de verwachting dat de crisis tijdelijk is

Het is zo herkenbaar allemaal, dat het lijkt alsof er niet ruim 80 jaar tussen zit. De vergelijking tussen de huidige crisis en die van toen is al vaker gemaakt. Ook nu is de verwachting dat de crisis tijdelijk is en dat de vraag wel weer aan zal trekken. De groeiende wereldbevolking moet immers eten? En ook nu klinkt het dat de veehouderij moet krimpen.

In 1932 eindigde het artikel met de vaststelling dat er ‘iets moet veranderen maar dat de beste stuurlui aan wal staan’.

In al die jaren is er veel veranderd. En tegelijk ook weer niet.

Beheer
WP Admin