AlgemeenAchtergrond

Herman Kemper: je moet je belang in eigen hand houden

Herman Kemper (Kemper Hoenders) begon in 1990 met vrije uitloopkippen toen iedereen ze net naar binnen had gedaan. Hij werd stilletjes uitgelachen, maar ging gewoon door. De Kemper kip werd een begrip als Nederlandse kwaliteitskip. Kemper is mijn tiende gesprekspartner in de serie Waait of stormt het?

Hij stond voor de keuze. Doorgaan met waarschijnlijk één van de drie kleinste veevoerbedrijven van het land, verkopen of er iets heel anders mee gaan doen. Omdat hij nog veel te jong was, koos hij in 1990 voor het laatste. Nu is hij is het voorbeeld van een ‘andere’ professionele landbouw die blijkt te werken. Hij praat openhartig over doen, fouten maken, daarvan leren en er toch komen.

Waait of stormt het?
Het stormt. De komende jaren komt er zoveel aan eisen op boeren af dat het niet reëel is om te verwachten dat iedereen zomaar mee kan. Veel boeren zullen afvallen. Ze zijn niet gestructureerd. Het is helemaal ieder voor zich. Iedereen moet mee in de schaalvergroting maar staat daarin alleen. Dat kunnen er veel te weinig en bovendien lopen ze in de fuik. Ze hebben geen enkele grip op hun prijs en kunnen bij gebrek aan reserves en fors meer lasten snel in problemen komen.

Jij bent een geslaagd voorbeeld van een andere vorm van dierhouderij, die van de Dierenbescherming zelfs drie sterren krijgt. Hoe ben je daartoe gekomen?
Ik heb daar helemaal niet zo over nagedacht. Het heeft zich ontwikkeld door te doen en er steeds bijtijds van te leren. Mijn vader en grootvader komen uit het veevoer en ik ben er in opgeleid. Toen ik 28 was nam ik het bedrijf over. Ik denk dat het toen qua omzet behoorde tot de drie kleinste van Nederland. Ik was toen – in 1989 – nog veel te jong om het bedrijf te laten fuseren met een grotere jongen en daar dan maar een baantje te vinden. Omdat ik een afnemer had die geen Franse maar graag Nederlandse buitenkippen wilde, besloot ik mijn voer te koppelen aan een concept voor buiten gehouden kippen. Het is me later ook wel eens voorgesteld voor konijnen, maar daar heb ik niks mee. Zo werd het dus kip, gedeeltelijk door toeval.

En dat was het begin van een heel avontuur?
Ja. Ik heb onderweg de nodige dingen geleerd. Ik begon destijds met gangbare kippen, Snelle groeiers die snel vlees aanzetten. Met mijn voerkennis wist ik dat wel te remmen, maar uiteindelijk werden de dieren te zwaar. In de beginfase maakte in mijn eerste zakelijke fouten. Ik dacht mijn voerbedrijf vooruit te helpen met de opbouw van een andere vorm van kippenhouderij. Ik leverde het voer, zorgde voor de kip maar liet de kippenhouder, broeder en mijn afnemer onderling aan elkaar over. Dat bleek dom, want ik kwam te laat achter de problemen. Mijn afnemer, een grossier voor poeliers, vertelde me dat de kip te zwaar werd. Dat kun je met voer remmen, maar niet voorkomen. Ik wist dat er een andere kip voor nodig was, maar daar was de broederij niet blij mee. Zo raakte ik mijn broederij en mijn boeren kwijt in de eerste de beste echtelijke ruzie binnen mijn nieuwe bedrijf.

En toen?
Vlak erna ging ik naar Frankrijk. Op zoek naar een betere kip. Ik ben uiteindelijk bij de grote organisaties op bezoek geweest en koos voor het type kip dat in Frankrijk voor de biologische kip wordt gebruikt. In Nederland was het drama inmiddels compleet geworden. De nieuwe voerleverancier die mijn partners in de arm hadden genomen kon het probleem natuurlijk niet oplossen. De afnemer was ontevreden en had inmiddels opgegeven. Omdat ik terugkwam met een alternatief, wilden de boeren weer met mij werken. Ik was een les en een oplossing rijker, maar zat wel zonder afzet.

Wat had je geleerd?
Je moet nooit je belang uit handen geven. Strategisch belangrijke aspecten van je bedrijfsvoering moet je helemaal in eigen hand houden. Ik was gericht op het voer, maar realiseerde me dat ik me ook moest richten op het kuiken, op de opfok daarvan en op het begeleiden van de boer

En dat werd dus de basis van je succes?
Voor een deel wel. De nieuwe kip en het feit dat die er 10 in plaats van 6 weken over doet om slachtrijp te worden maakt een speciale slachtlijn nodig die voor een deel is ingericht op handwerk. Door het verschil in grootte tussen hanen en hennen bij kippen van die leeftijd kan er niet volautomatisch geslacht worden. Daar vond ik in Uden een geschikte slachterij voor. Naast de kip, mijn speciale voersamenstelling en mijn begeleiding van de boer had ik nu ook de beschikking over een slachterij. In 1995 heb ik mijn voerhandel al van de hand gedaan om al mijn aandacht aan de Kemper kippen te kunnen wijden. Het voer wordt nu op mijn specificaties speciaal voor mij gemaakt Daarmee kwam de hele productie in eigen hand

Maar het werkte nog steeds niet helemaal. Ook al had ik de kip, het voer, de boeren, hun begeleiding en inmiddels zelfs een eigen dierenarts, ik bleef zitten met een vervelende afhankelijkheid. Ik had me afhankelijk gemaakt van een verkoper. Ik wil daar niet al te veel woorden meer aan vuil maken, maar wel dit: een bedrijf als het mijne heeft zijn eigen verkoop nodig en moet daarvoor niet afhankelijk zijn van een derde.
Het is een kostbare, maar wel een heel goeie les geweest die me deed realiseren dat we zelf de verkoop aan moesten pakken. Dat was in feite m’n laatste grote les. Zo’n afronding van mijn ‘praktijkstage’ mag wat kosten denk ik tegenwoordig maar, al wens ik niemand dat soort gedoe.

Liep het vanaf dat moment op rolletjes?
Dat zou ik gewild hebben. In een blinde test bleken onze kippen het heel goed te doen. Ze waren net zo goed als Franse kippen en gingen opvallen. Maar ik wist dat dat niet genoeg was. Ik wist dat ik het altijd zou verliezen op prijs. De Fransen hangen zo’n 20-25.000 kippen per uur aan de slachtlijn. Wij komen uit op rond de 500 en passen dus in hun holle kies. Duurder dan gewone kip en alleen maar hetzelfde zijn als de ‘echte’ Franse kippen vond ik geen optie. Ik moest dus nog andere sterke punten vinden.
Er waren bezwaren tegen onder meer de dikte van het vel van de Franse kip. Samen met mijn kuikenbroeder heb ik dat probleem en een nog aantal opgelost door een specifieke kruising die de Kemper kip een soepeler vel geeft. Bij een test een tijdje later, bleek onze kip het heel goed te doen. Net zo goed als de nogal prijzige Franse Bressekip, maar een eind goedkoper. Die test is gepubliceerd in een culinair blad. Met de prijzen van de kippen en al erbij. Dat viel nogal op.
Vanaf dat moment stond onze hele integratie, met een eigen kip, eigen boeren, eigen voer dat ik zelf aflever, eigen systemen voor kwaliteitscontrole en onze eigen verkoop. Dat alles bij elkaar leverde een herkenbare en geen goedkope maar wel betaalbare topkip die prijstechnisch de vergelijking met de allerbeste glansrijk doorstaat. Zeker in hele kippen, die goed zijn voor ongeveer een derde van onze omzet.

Toch ben je nog steeds niet heel groot. Hoeveel dieren lever je per week?
Tussen de 10 en 15.000 die uitstaan bij een dikke 25 kippenhouders.

Zou je kunnen opschalen en bij een grote retailer gaan liggen?
Omdat we de hele organisatie alweer een jaar of tien uitstekend hebben lopen en we sinds 1998 eigenaar zijn geworden van onze eigen slachterij, zouden we best kunnen opschalen en misschien wel kunnen verdriedubbelen. Maar er zijn beperkingen en waarom zou ik zo groot willen worden?
Ik heb wel met grote retailers gesproken. Die wilden wel Kemper kip, maar dan alleen onder huismerk. Bovendien zouden ze een groot deel van mijn volume hebben genomen. Het is verleidelijk om dat te doen en onder mijn eigen naam had het gekund. Dat was alleen onbespreekbaar. Voor mij was het huismerk onbespreekbaar. Ik kreeg een keer te horen “Weet je wel wat je zegt en tegen wie je dat zegt? Daar krijg je spijt van.” Geloof me, ik heb er tot op de dag van vandaag geen moment spijt van gehad. Onder huismerk was ik uitwisselbaar geweest voor de Franse kippen en de biologische die een grootslachter in grote aantallen voor ze mest. Die kan onder druk worden gezet en zit om zijn kostprijs te drukken met overschotten. Ik kom kip tekort en koop soms bij ze in. Niet voor de Kemper kippen, maar voor de handelsactiviteit die we ernaast hebben om dalen in de afname op te kunnen vangen.
Opschalen is mooi, maar er moet wel een markt voor zijn. Die is in Nederland nog maar klein. Ik heb een heel andere uitdaging: het vinden van kippenhouders die weer naar klein willen..

Hoezo?
Ondanks of misschien wel dankzij ons beheerste groeitempo, hebben we meer vraag dan ik aankan. Nu is dat nog op te vangen door de handelsuitlaat die we gelukkig hebben gemaakt. Maar ik wil natuurlijk rustig door kunnen groeien in Kemper en me niet tot handel laten verleiden.
Onze kippenhouders zijn mensen die niet meer wilden opschalen in gangbare kip. De gemiddelde schuurgrootte voor die dieren bedraagt 60.000 exemplaren. In mijn concept zijn dat er maximaal 4.800, mijn gemiddelde hokgrootte is 4.000. Maar ze zijn ‘op’. Ik zoek dringend nieuwe die schuren willen bouwen of verkleinen, maar kan ze heel moeilijk vinden.

Wat verdient een kippenhouder bij jou?
Genoeg om plezierig van te kunnen boeren en zich te kunnen concentreren op waar een kippenboer goed in moet zijn: het verzorgen van zijn dieren. Van drie stallen kun je echt prima leven en loop je als kippenhouder veel minder risico dan bij zo’n enorme stal.
Kemper garandeert je bovendien een inkomen en doet het hele kwaliteitsmanagement en de verkoop voor je. Dat kunnen we omdat we het concept goed in de hand hebben.
Ook mijn gesprekken met afnemers gaan natuurlijk wel eens over prijzen, maar we komen er altijd weer goed samen uit. Meerkosten kan ik in redelijkheid doorbelasten omdat ik hecht aan een goede en open relatie met mijn afnemers en mensen weten dat ik mijn afspraken nakom. In anonieme bulkstromen maakt het niet uit wiens kip je koopt, wat die at of waar die vandaan komt. Dat heeft z’n consequenties voor de manier van met elkaar omgaan.

Hoe zie jij de toekomst van de grootschalige vleeskip in Nederland?
Somber, maar dat is mijn mening. Je zou verwachten dat er een paar hele grote jongens overblijven. Net als ik het heb gedaan zouden ze een totale integratie vanuit voer, kip, houderijvorm, slacht en verkoop moeten opzetten. Die trend leek te ontstaan, maar is totaal verlaten terwijl het een goeie manier van werken zou zijn. Ik begrijp niet waarom dat pad verlaten wordt. Hoe groter de kippenhouderij wordt, hoe kwetsbaarder niet-geïntegreerde bedrijven worden vanwege de onbeheersbare marktrisico’s. De diepvrieskip van overzee is goedkoper en is vanwege de aanvoerkosten van voer duurzamer, terwijl de grootschalige kippenhouderij hier steeds duurder wordt vanwege milieu-eisen en dierwelzijnsmaatregelen. En dan nog moet je bedenken dat die maatschappelijk steeds meer weerstand ondervindt.
Ik denk dat het anders kan en vergelijk mijn manier van werken weleens met de snelweg en tussendoor rijden. Iedereen probeert zo snel mogelijk van A naar B te komen. Over de snelweg dus. Maar daar krijg je files en verstoppingen van. Ik rij over binnenwegen, zie onderweg van alles, geniet en heb nog plezier in mijn werk. En misschien ben ik wel even snel in Amsterdam.

Hoe krijg je Nederland aan jouw kip zodat meer boeren zo kunnen werken?
Da’s een goeie. In Frankrijk maakt het soort kip dat wij produceren in hele kip zo’n zestig procent van de markt uit. Overall gaat het om dertig procent. Dat is een ander land met een andere eetcultuur. Nederland is daar nog ver van weg. Maar waarom zouden we daar niet aan kunnen werken, al zal het flink wat tijd kosten?

Hoor ik daar een advies aan de BV de Nederlandse Boer?
Als we daaraan werken ontstaat er steeds meer ruimte voor professionele vormen van ketenintegratie. Nu zwalken we tussen karikaturen, van industriële grootschaligheid en kleinschalig gepruts. Zo moet je dat helemaal niet zien. Er is heel professionele kleiner- of andersschalige kippenhouderij mogelijk. Ik denk overigens dat dat ook kan in grootschalige vormen.
Ik stap een beetje buiten mijn boekje, maar ik denk dat dat in alle takken van landbouw mogelijk is. Om die te laten slagen moet je beginnen bij de consument. Ik kan alleen doorgroeien als meer consumenten mijn kippen begrijpen. Dat gaat lukken, als we er maar aan werken en we onze gauw-effe-in-de-auto-of-aan-je-buro manier van eten een beetje weten ‘te verfransen’. Verbelgen mag natuurlijk ook.

Beheer
WP Admin