‘Gevloerd door griep, nu kon veel wachten’
Er jaagt een griepgolf door het land en die treft ook boeren. Sommige moeten werk laten liggen en wat blijkt? Het bedrijf valt niet meteen om.
Net als tienduizenden anderen lag ik onlangs plat met een flinke verkoudheid. Bij de eerste verschijnselen dacht ik nog: kom op, niet piepen. Haal op die wekker, snot is lekker, en dan hup, weer door. Al snel was dat niet meer vol te houden. Het voelde alsof mijn hoofd vol slijmerige drek zat, een boterham met kaas smaakte precies hetzelfde als één met hagelslag en de vuilcontainer aan de weg zetten, was een uitputtingsslag. Er zat niets anders op: ik moest mijn afspraken afzeggen en collega’s vragen een deel van mijn werk over te nemen. Dat deden ze; hoe fijn was dat.
Zijn vrouw zag het verbaasd aan: ineens kon haar man prioriteiten stellen
Intussen regelde ik op de achtergrond wat kleine dingetjes. Vragen beantwoorden, een foto-opdracht uitzetten, een binnengekomen tekst in ons redactiesysteem zetten. Het voelde lullig om anderen ook daar nog eens mee op te zadelen en Boerderij moet wel elke week verschijnen. Tussendoor kreeg ik toch enkele telefoontjes van boeren en boerinnen die uiteraard niet konden weten dat ik ziek was.
Dat hoorden ze trouwens snel genoeg: ‘Ben je verkouden?’ was vaak hun eerste vraag om vervolgens te zeggen dat ik niet de enige was. Hun man, vrouw, vader of moeder was ook gevloerd. De één door griep, de ander door verkoudheid. En ja, ook boeren blijven zich bemoeien met hun werk als hun hoofd vol snot zit of als hun lijf gloeit van de koorts. Er zijn boeren die de bedrijfsverzorging bellen, anderen blijven zelf een beetje aanmodderen maar meestal vragen ze hun partner, ouders of de zaterdaghulp om extra bij te springen. Als die tenminste niet ook lopen te snotteren. Intussen houden ze wel een vinger aan de pols en dat is logisch.
Nu ik zelf weer overeind sta, informeer ik links en rechts eens hoe het er bij gezinnen aan toegaat als de boer of boerin ziek is. Dat zijn leuke gesprekjes en over één daarvan mocht ik schrijven, mits ik geen namen zou noemen.
Het kon allemaal niet wachten…
Bij deze. Het betrof een jong gezin met een melkveebedrijf. Vader, de boer dus, was ziek en flink ook. Er was zo een-twee-drie geen hulp beschikbaar en de bedrijfsverzorging bellen? No way, veel te duur. Dus deed hij zelf de allernoodzakelijkste dingen en kroop daarna weer in bed. Zijn vrouw was er verbaasd over: ineens kon haar man prioriteiten stellen. Hij deed alleen het allernoodzakelijkste en liet de rest liggen tot een andere keer.
Dat was nog niet eerder vertoond. Altijd was hij aan het werk, er was immers zoveel dat gedaan moest worden. Mee naar het afzwemmen van de kinderen was bijvoorbeeld een heel gedoe geweest. Hij kon eigenlijk niet weg want er moest nog dit, er moest nog dat en het kon allemaal niet wachten … En nu was hij ziek en bleek dat er heel veel wél kon wachten. En dat daardoor het bedrijf dus niet meteen omviel.
Ze vond het hoopgevend en was vast van plan om het aan te kaarten zodra hij weer fit was. Ik vroeg nog hoe ze haar kansen inschatte. ‘Laag’, zei ze lachend, want ze kende hem intussen wel zo’n beetje. Maar toch, het was het proberen waard. Waar een griepepidemie al niet toe kan leiden. Over een paar maanden mag ik terugbellen om te horen hoe het is afgelopen. Ik ben benieuwd.