RundveeAchtergrond

Fokken op klauwhoek loont

Foktechnici moeten van het voerpad af en de roosters op. Alleen daar is de kwaliteit van de klauwen te beoordelen. Gelukkig komt er veel info van bekappers.

Koeien met hoge klauwen hebben minder last van kreupelheid en worden ouder, aldus Canadees onderzoek. In Nederland scoort het stamboek niet de klauwhoogte maar de klauwhoek. Deze twee kenmerken hebben een hoge correlatie. Dat is voor mij zeer herkenbaar. Al vele jaren speelt klauwhoek een hoofdrol in mijn fokkerij. Ik gebruik alleen fokstieren die goed scoren voor klauwhoek, ik selecteer proefstieren alleen uit vaderlijnen met goede klauwen. Vanaf foto’s probeer ik ook de klauwen van de stieren te beoordelen. Het valt mij op dat nog steeds stiervaders worden ingezet met ondergemiddelde klauwen. Een reden kan zijn dat de erfelijkheid van de klauwhoek als zwak wordt gezien.
Hier merk ik dat mijn fokkerijkennis tekortschiet. Ik heb wel in Wageningen gezeten, maar dat was op een terras om bier te drinken met bevrijdingsdag. Niet om fokkerij te studeren. Dat kan daar niet op mijn niveau. Ik moet dus zelf maar wat bedenken. Dit is in ieder geval geen eigenschap die alleen via de moederlijn overgaat. De zwarte Brown Swiss-klauwen bij onze koeien komen echt puur uit de vaderlijn. Ik veronderstel, maar dat is puur op basis van mijn ervaring, dat de erfelijke klauwinformatie gewoon helft moeder en helft vader is en dat klauwhoek wel degelijk een zeer erfelijke factor is.
Het probleem zal hem hier zitten in de informatieverzameling. Je ziet het op een avond rundvee beoordelen. De nieuwe deelnemers leren heel snel hoogtemaat, speenplaatsing en uierdiepte beoordelen. Dat zijn herhaalbare waarnemingen. Andere waarnemers, dat kunnen buitenlandse inspecteurs zijn maar ook campinggasten die het leuk vinden om eens mee te doen met rundvee beoordelen, geven dezelfde cijfers voor deze onderdelen. Dat geeft een hoge betrouwbaarheid van de waarnemingen en dus een hoge erfelijkheidsgraad. Andere onderdelen leren beginnend rundveebeoordelaars waarschijnlijk nooit goed te scoren. Dat zeg je liever niet, maar dat zijn de benen. Eigenlijk kunnen alleen stamboekinspecteurs, die dagelijks vele koeien zien, dat goed. Dat geeft dus een lagere erfelijkheidsgraad. Je hebt dan wel fokwaardes, maar kloppen die wel precies? Dat moeten we dus niet hebben, met name niet bij een essentieel onderwerp als de klauwen.
Ik zat onlangs nog op een seminar van de voerleverancier over nieuwe stalvloeren met overal sleuven en klepjes. Dat zijn allemaal plaatsen waar klauwziekteverwekkers welig kunnen tieren. Er was ook aandacht voor de nieuwe mestnormen. Het doel is zo min mogelijk fosfor in het voer te stoppen. Als je echter onder de norm voert, kan dit leiden tot klauwproblemen. Dat is reden te over om de klauwgezondheid en de klauwvorm boven aan de fokkerijagenda te zetten.
Het probleem bij het beoordelen van de klauwhoek zit hem niet zozeer in de extremen, maar in de gemiddelde klauw. Een 1 of een 9 is makkelijk te zien. Het onderscheid tussen de 4, 5 en 6 is moeilijker te maken. Dit probleem is te omzeilen door alleen stieren te gebruiken die ver bovengemiddeld scoren. Die zouden een hogere erfelijkheidsgraad moeten scoren, omdat hun dochters hoge klauwen scoren die als zodanig goed herkend worden.
Het is dus tijd dat de foktechnici van de voergang afstappen als ze op een bedrijf komen om stiermoeders of dochters te bekijken. Ze moeten over de roosters lopen en bukken en nauwkeurig naar de klauwen kijken. Als ze
’s avonds thuiskomen, moeten ze stinken naar koeien. Misschien minder chique, maar het is niet anders.
Het valt mij op dat de universiteiten nu pas, nu klauwbekappers met cijfers komen en ze dus zonder vies te worden klauwonderzoek kunnen doen vanachter de computer, ineens met resultaten komen! Jarenlang hebben ze liever gekeken naar openheid of ribdiepte. Maar goed, ik ben er toch blij mee. Ik hoop dat ze doorgaan met dergelijk onderzoek.

Beheer
WP Admin