Ze zeggen er meestal niets over, maar veel opvolgers lopen rond met zorgen over de overname. Die zorgen verdwijnen niet vanzelf. Wie ze niet op tafel legt en bespreekt, gaat vroeg of laat vastlopen. Dat is niet goed voor de persoon zelf en ook niet voor het bedrijf. – Foto: Peter Roek BoerenlevenAchtergrond

Deze drie zorgen heeft vrijwel elke opvolger

Opvolgen is allang geen vanzelfsprekendheid meer. Wie er toch voor gaat, is niet altijd zo zelfverzekerd als het lijkt. In het achterhoofd spelen drie zorgen, maar die zijn gelukkig te tackelen.

Een bedrijf overnemen dat al generaties in de familie is, is een grote verantwoordelijkheid. De meeste opvolgers hebben er veel zin in, maar onder de laag van enthousiasme en ambitie schuilen ook de nodige bibbers. Kan ik het wel waarmaken? En komt er geen ruzie van in de familie? Dit soort zorgen worden meestal niet uitgesproken, want dat zou zomaar kunnen lijken op onzekerheid. En onzekerheid wordt gezien als zwakte, denken ze.

Onzekerheid is geen zwakte

Daar denkt in elk geval Tomas Chamorro-Premuzic heel anders over. Hij is als professor in de bedrijfspsychologie verbonden aan de Universiteiten van Londen en Columbia in New York en deed veel onderzoek naar onzekerheid en zelfvertrouwen. Wat blijkt? Mensen met een grote dosis zelfvertrouwen zijn helemaal niet succesvoller dan mensen die kampen met onzekerheid. De verklaring daarvoor is dat wie veel zelfvertrouwen heeft, denkt dat hij of zij het allemaal wel weet en daardoor over het hoofd ziet hoe het ook zou kunnen.

Chamorro-Premuzic vergelijkt een zelfverzekerd persoon met een dronkaard die zijn sleutels heeft verloren. Die gaat zoeken bij de straatlantaarn omdat hij daar het beste zicht heeft. Een onzeker iemand denkt eerder: nou, ik weet het niet, misschien moet ik ook eens bij de struiken kijken. Bingo.

Kortom, onzekerheid kan lastig zijn maar het is niet iets slechts. Er is dan ook geen reden om niet ter sprake te brengen dat je onzeker bent over de taak die je als opvolger te wachten staat. De kans is groot dat je vooral begrip oogst. Immers, de tijden voor boeren in spe zijn roerig; niemand weet hoe de ballen gaan rollen met alle uitdagingen die er liggen op het gebied van derogatie, stikstof, schoon grondwater en wat al niet meer.

Is dit wel mijn passie?

Toch is dat meestal niet waar de angel van de onzekerheid zit. Die zit hem eerder in de vraag: wil ik dit wel echt? Wil ik wel echt het bedrijf overnemen? Of ga ik liever iets heel anders doen en is bedrijfsovername vooral iets wat mijn ouders gelukkig maakt?

Veel opvolgers vinden dit een ontzettend moeilijk punt. Ze houden van de boerderij en zijn enorm loyaal aan hun ouders. Die hebben het bedrijf met veel zwoegen gemaakt tot wat het is zodat hun opvolger ermee verder kan. En dan zou uitgerekend die opvolger zeggen dat hij liever iets anders wil gaan doen. De betreffende opvolger voelt dat haarfijn aan en durft er niet goed over te beginnen, ervan uitgaand dat de teleurstelling bij de ouders groot zal zijn.

Het zijn complexe gevoelens over complexe zaken. Maar die gevoelens moeten wel onderzocht en benoemd worden om problemen verderop in het proces te voorkomen. Immers: wie diep van binnen liever kok wordt dan boer, kan het bedrijf niet ten volle leiden. En dat betekent vroeg of laat de ondergang ervan, iets wat iedereen nou juist wilde voorkomen.

Succes niet verzekerd

Sowieso is een bedrijfsovername geen proces dat per definitie slaagt. Het Erasmus Centre For Family Business (ECFB) deed in 2016 samen met accountantsorganisatie BDO en Rabobank een internationaal onderzoek naar familiebedrijven en bedrijfsopvolging. Het ging niet specifiek om agrarische familiebedrijven, maar de mechanismen zijn overal hetzelfde. Hoewel het onderzoek al enkele jaren oud is, is er volgens de onderzoekers geen reden aan te nemen dat de situatie drastisch veranderd is. De valkuilen zijn nog even diep, zodat van de eerste op de tweede generatie slechts 30% de bedrijfsoverdracht overleeft. Van de tweede op de derde gaat het om 13% en van de derde op de vierde generatie om nog maar 3%.
Er bleken twee valkuilen van groot belang: de overdrager geeft geen vertrouwen en de opvolger durft niet zijn eigen visie te volgen. Hij of zij is bang het succes van de voorgangers te verprutsen. Om dat te voorkomen past de opvolger op de tent, maar onderneemt niet. Aangezien stilstand overeenkomt met achteruitgang gaat het bedrijf uiteindelijk kopje-onder. Overname mislukt, heet het dan. Iets wat te voorkomen was geweest als de overdrager de teugels uit handen had gegeven en zich er niet meer mee bemoeid had. Of als de opvolger die teugels ook daadwerkelijk had opgepakt. En die had dat waarschijnlijk eerder gedaan als er honderd procent zekerheid was over de keuze om boer of boerin te worden.

Krijg ik de ruimte?

Maar zelfs als die zekerheid er wel is, dan zit er bij velen nog een angstig stemmetje in het achterhoofd: krijg ik wel de ruimte om mijn eigen pad te volgen? Of moet ik bij alles rekenschap afleggen bij mijn vader en moeder? Vaak zitten zij nog in de maatschap en hebben daardoor ook nog zeggenschap. Dat maakt de gang van zaken er niet makkelijker op. Je kunt veel aan elkaar hebben, maar als het de overdragers niet lukt om hun opvolger een eigen koers te laten varen, dan werkt zo’n samenwerking verstikkend en verlammend. En dan ligt ruzie op de loer, de derde angst van veel opvolgers in spe.

Komt er ruzie?

Die angst is niet ongegrond. In familiebedrijven, ook agrarische, wordt heel wat afgeruzied. Coaches en mediators hebben er de handen vol aan. De problematiek waarmee ze te maken hebben, vertoont veel overeenkomsten: ouders die het bedrijf niet los kunnen laten, broers en zussen die meer geld willen of schoonfamilie die zich ermee bemoeit. De opvolger wil ruzie het liefst voorkomen en denkt vaak dat dat het beste kan door een beslissing te nemen die goed is voor de lieve vrede. Maar dat is niet per definitie ook een goede beslissing voor het bedrijf of voor de opvolger zelf.

De enige manier om angsten te bezweren en de kans op een succesvolle overname te vergroten, is door ze te benoemen en erover te praten. Met ouders, broers, zussen, al dan niet met een coach of mediator erbij.
Door het erover te hebben, worden de angsten getackeld. Dan wordt duidelijk of een opvolger echt wil opvolgen en zo ja, hoe het proces dan verder handen en voeten moet krijgen. Ook de overdragers moeten aan de bak. Dit alles is niet even op een zondagmiddag geregeld. Het Rabo-onderzoek adviseerde: reken op minstens tien jaar. Die tijd blijkt echt nodig om zowel de financiële als de emotionele kant van de overname goed te regelen.

Reacties

  1. Verstandige man die professor zou een ggb groeier kunnen zijn.., wat ook een mooi gebaar is om andere kinderen net dat zetje te geven om bv een woning te realiseren.

  2. Dit verhaal en die van vorige week over boerenpatat zet je aan het denken. Ondernemers die een eigen zaak beginnen zoals boerenpatat zitten vrijer. Hoeven geen rekenschap af te leggen aan hun ouders want ze hebben die zaak zelf opgezet. Toen ik boerenpatat las dacht ik: als het een succes wordt verkopen ze het voor xx miljoen euro terwijl ze de boerderij niét verkopen voor xx miljoen. Hetzelfde bij boeren die geëmigreerd zijn: zij zijn ook vrijer in verkoop of keuzes van het management.

Beheer
WP Admin