Militaire oefening in Rotterdam. Volgens een Defensie-medewerker weten jongeren niet meer wat afzien is, schrijft Boerderij-redacteur Margreet Welink. Foto: ANP AlgemeenOpinie

Agrarische jongeren weten nog wél wat afzien is

Volgens een Defensie-medewerker weten jongeren niet meer wat afzien is, zo noteerde Boerderij-redacteur Margreet Welink. Agrarische jongeren steken wél de handen uit de mouwen, is haar mening.

Onlangs organiseerde de middelbare school van mijn oudste een beroepenmarkt. Mensen uit ‘het veld’ kwamen vertellen wat het inhield om arts te zijn. Of orthodontist, fysiotherapeut, accountant of IT’er. Er was ook iemand van Defensie. Een breedgeschouderde reus in een uniform vol glimmende onderscheidingen stelde zich voor als sergeant-majoor ‘Nog Wat’. Hij hield een ronkend verhaal over discipline, kameraadschap en afzien. Daarmee had hij meteen een probleem te pakken, zo meldde hij. “Want wij bij Defensie merken dat de jeugd van tegenwoordig niet meer weet wat afzien is. Ze drukken drie keer op enter en denken dan dat ze al heel wat gepresteerd hebben.”

‘Rampscenario’ voor jongeren: niet kunnen appen

De reactie op deze uitspraken van de Defensie-man: gegniffel in de zaal. “Maar”, ronkte de sergeant-majoor verder, “bij Defensie wordt méér van je gevraagd. Je moet ertegen kunnen om in de woestijn te zitten zonder wifi, zodat je niet even met je moeder kunt appen.” Doodse stilte. “Als je dat niet aankunt, moet je je afvragen of je niet beter ergens anders kunt gaan werken.”

Het harde bestaan van een boerenknecht

Juist die ochtend had ik contact gehad met een oude man die vroeger boerenknecht geweest was. Niet ‘medewerker’, maar knecht. Als twaalfjarige was hij in dienst gekomen op een grote boerderij met dertig melkkoeien. Hij begon onderaan als manusje van alles en verdiende 25 gulden per jaar, inclusief kost en inwoning. Even omrekenen: 25 gulden per jaar, dat is iets meer dan €11. Per jaar! Wie na verloop van tijd opklom tot eerste arbeider, verdiende vier keer meer. Ontzettend weinig, maar meer werd niet nodig geacht, want je woonde bij de boer in en kreeg toch geen tijd om het uit te geven. Vrije dagen? Vergeet het. Een vrije avond per week kon, mits je om negen uur terug was voor de pap. De volgende dag startte immers alweer om 4.00 uur en bij sommige boeren nog eerder. Een beetje werkdag duurde vijftien uur, ook voor jongens van twaalf jaar. En niet alleen voor de meiden en knechten, ook de boer en boerin zelf maakten lange dagen.

Tachtig uur werken per week bij pieken niet vreemd in landbouw

En dat is nog steeds zo. Met name tijdens piekperiodes zijn werkweken van tachtig uur in de landbouw geen uitzondering. Ook jongeren steken bij drukte thuis de handen uit de mouwen. Al is de huidige situatie uiteraard niet te vergelijken met de wantoestanden van vroeger.

‘In landbouw pakt jeugd wél aan’

Hoe het in andere sectoren zit, weet ik niet, maar ik durf te beweren dat agrarische jongeren anno nu nog steeds in staat zijn om af te zien als het moet. Ze zakken niet meteen door hun knieën na drie keer op ‘enter’ te hebben gedrukt. Dat op een boerderij iedereen, ook de jeugd, aanpakt waar en wanneer nodig, is juist de grote kracht van het agrarische ­gezinsbedrijf.

Ik denk niet dat sergeant-majoor ‘Nog Wat’ dat weet. Hoe zou hij ook? Hij zit waarschijnlijk af te zien in de woestijn. Zonder wifi.

Beheer
WP Admin