Partner
In sommige regio’s is de maisoogst reeds begonnen. Met goed inkuilmagagement benut je het ruwvoer van eigen land maximaal. - Foto: Corteva Agriscience RundveePartner

8 tips voor de beste maiskuil

Goed inkuilmanagement met inkuilmiddel sluit broei en zetmeelverlies uit. Met deze tips benut je hoogwaardig en smakelijk ruwvoer van eigen land maximaal.

Hoogwaardig en smakelijk ruwvoer van eigen land maximaal benutten, is topsport. Er is winst te behalen door zetmeelverlies en broei in maiskuilen verder te beperken. Nieuw onderzoek laat zien dat bijna 10% meer zetmeel behouden blijft bij toepassing van een broeiremmer en bij optimale inkuilomstandigheden. In dit artikel neemt Corteva Agriscience je mee in de actualiteiten rondom goed inkuilmanagement van mais.

Wisselende maiskwaliteit verwacht

In sommige regio’s is de maisoogst reeds begonnen. Op dit moment staan de maispercelen er in het zuiden van het land gemiddeld goed bij. In het noorden is het beeld helaas wat wisselender en neemt de twijfel toe of de afrijping voldoende doorzet. Hier en daar is de mais minder ontwikkeld vanwege latere zaai en doordat zware neerslag de grond dichtgeslagen heeft. Ook worden regelmatig uitstoeling en meerkolvigheid vastgesteld. De tweede kolf is vaak niet goed gevuld en geeft mogelijk een hogere infectiedruk van schimmelsporen in het oogstproduct.

Broeigevoeligheid groenere maiskuilen

Het beeld van broei in kuilen met droge, grof gehakselde mais is bekend. Maar ook snijmais dat in een te groen stadium wordt geoogst, geeft een verhoogd risico op broei. Deze kuilen worden gekenmerkt door een laag drogestof- en zetmeelgehalte, in combinatie met een hoger suikergehalte. Ondanks dat deze kuilen goed verdicht kunnen worden, ontwikkelen gisten zich tijdens uitkuilen gemakkelijker door de beschikbaarheid van vele suikers. Hierbij komt warmte vrij. Naast preventie van broei verdienen ook zetmeelbehoud en risico op perssapverliezen aandacht bij deze kuilen.

Voor sommige bedrijven met een ruime ruwvoerpositie kan hoger stoppelen van de mais een afweging zijn. Dit zorgt voor een hoger kolfaandeel en daardoor een iets hoger drogestof- en zetmeelgehalte in de kuil. Daarnaast geeft een broeiremmer als 11A44 veel voordelen. Deze zorgt naast zetmeelbehoud voor een rem op de ontwikkeling van gisten door meer vorming van azijnzuur en propionzuur.

Broei onderschat

Broei verdient economisch gezien de meeste aandacht bij de conservering van snijmais. Broei in de kuil is om de volgende redenen ongewenst:

  • De smakelijkheid van het voer neemt af.
  • Verlies van voederwaarde: gisten vreten de snel beschikbare suikers en zetmeel op.
  • Meer schimmelvorming, dus toename van giftige mycotoxines.
  • Toename boterzuurbacteriën als gevolg van stijging van de zuurtegraad.

Er wordt van lichte broei gesproken als de temperatuur in de kuil 5 graden warmer is dan de inkuiltemperatuur. Bij 10 graden en meer is sprake van ernstige broei. Door de hand voorbij het snijvlak te steken is deze opwarming meestal goed te voelen. De uitgangstemperatuur wordt bepaald door de temperatuur bij inkuilen. Deze is te meten in het midden van de kuil vanaf 80cm vanaf het snijvlak. Gebruik hiervoor een geschikte temperatuurmeter.

Een steekproef op 50 melkveebedrijven in de periode januari – februari liet zien dat op ongeveer de helft van de melkveebedrijven toch in meer of mindere mate broei wordt vastgesteld! Dit wordt met name vastgesteld in de bovenste helft en de schouders van de maiskuil. Suboptimale in- of uitkuilmethoden en omstandigheden komen regelmatig voor. Maar ‘terugrekenen’ van de hoeveelheid gevoerde maiskuil gedurende de voorgaande maanden leert ook dat de voersnelheid vaak niet veel verder komt dan 1 meter per week.

Ook winst te behalen onder goede inkuilomstandigheden

Ruwvoer vormt circa 70% van het rantsoen en dient altijd fris en smakelijk te zijn. Steeds vaker streven melkveehouders uit oogpunt van rendement en gemak voor zekerheid van kwalitatief hoogwaardig ruwvoer. Bijvoorbeeld door conserveringsverliezen en broei met alle gevolgen van dien tot een minimum te beperken. Meer voederwaarde van eigen land betekent minder aankoop van krachtvoer en mineralen. Dit is niet alleen gunstig voor het milieu, maar ook voor de portemonnee.

Onafhankelijk onderzoek door Groeikracht laat zien dat ook onder ideale inkuilomstandigheden meer voederwaarde behouden blijft door de toepassing van Pioneer 11A44. In onbehandelde balen nam de hoeveelheid zetmeel tijdens conservering af met bijna 10%, terwijl er in de behandelde balen met Pioneer 11A44 géén zetmeelverlies optrad.

Dit resultaat betekent dat zonder behandeling per 10 ha mais 1 ha extra aangekocht dient te worden om dezelfde hoeveelheid zetmeel te behouden. Een besparing van circa € 300,- per ha die al snel een rendement van € 200,- per ha oplevert. Ook bij ideale omstandigheden zonder broei is dus nog winst te behalen! Het hoogste rendement wordt behaald door goed inkuilmanagement te combineren met het juiste inkuilmiddel.

Tekst gaat door onder de grafiek

Onafhankelijk onderzoek door Groeikracht laat zien dat ook onder ideale inkuilomstandigheden meer voederwaarde behouden blijft door de toepassing van Pioneer 11A44.
Onafhankelijk onderzoek door Groeikracht laat zien dat ook onder ideale inkuilomstandigheden meer voederwaarde behouden blijft door de toepassing van Pioneer 11A44.

Tips voor de beste maiskuil

Ter afronding van dit kennisartikel geven we je enkele tips mee voor de beste maiskuil:

  1. Tref tijdig voorbereidingen voor de oogst en inkuilen. Schat de opbrengst, afmetingen van de kuil en verwachte voersnelheid van te voren in. Wees extra alert op een goede inkuiltechniek indien de opslagcapaciteit voor snijmais krap is of de voersnelheid per week lager is dan respectievelijk 1,5 meter in de winter en 2 meter in de zomer.
  2. Zorg voor een goede verdichting door niet te grof te hakselen (evt. de bovenste lagen fijner te hakselen), de huispercelen als eerste te oogsten, dunne laagjes (max 20-30 cm) aan te rijden en zo snel mogelijk luchtdicht af te dekken, indien mogelijk met gronddek.
  3. Zorg voor voldoende bewaarcapaciteit: geen rijkuil boven de sleufsilowanden.
  4. Oogst onder droge weersomstandigheden waardoor minder besmetting met gronddeeltjes en boterzuurbacteriën optreedt en de conservering beter verloopt.
  5. Check de snijmais op haksellengte en korrelkneuzing: in een liter-maatbeker dienen maximaal 4 hele of halve maiskorrels zichtbaar te zijn. Bij voorkeur dienen de maiskorrels minimaal in vieren te zijn gekneusd.
  6. Pas een geschikt inkuilmiddel toe via een doseerapparaat op de hakselaar voor de beste verdeling en werking. Met de SLV-doseerapparatuur van Pioneer is een goede verdeling te krijgen met 5 liter oplossing per 500 ton product (circa 10-12 ha).
  7. Keuze inkuilmiddel: voorkomen van broei en behoud van (duur) zetmeel hebben prioriteit. Indien de in- of uitkuilomstandigheden ten aanzien van broeirisico niet ideaal zijn, kies dan voor 11A44.
  8. Zorg voor een recht en strak snijvlak tijdens uitkuilen en beperk de hoeveelheid los voer tot een minimum. Bij luchttoetreding in de snijmais tijdens uitkuilen kan het alsnog misgaan.

Pioneer inoculanten

Pioneer heeft drie verschillende inkuilmiddelen beschikbaar voor mais:

  • 11A44 = broeiremming en zetmeelbehoud (lees meer)
  • 11CFT = snellere conservering, broeiremming en zorgt voor een hogere celwandverteerbaarheid
  • 11B91 = voor CCM/MKS met een drogestofgehalte van 60+

Voor de toepassing van Pioneer inoculanten met maximaal rendement en het bepalen van de optimale oogstmoment met onze optimaizer leest u de gratis brochure ‘Maisoogst 2021’.

Beheer
WP Admin