‘Ontsnapping!’
In een weitje op een kilometer afstand van ons huis staan acht pinken te grazen. Als we erlangs fietsen, zien we dat het gras in de wei echt wel op is. “Wanneer heb je tijd om dat vee op te halen?”, vraagt Luc.
We besluiten om het de eerstvolgende zaterdag te doen, omdat ons achterneefje Per van 13 jaar er ook is. “We moeten er dan wel nog iemand bij regelen”, zeg ik. Dus vraag ik neef Tom om ook te helpen. “Eigenlijk heb ik geen tijd”, zegt hij. Gelukkig komt hij de bewuste zaterdag toch.
De rooie naar het buurvee
“Kom dan!” roepen we naar de pinken. De eerste komen vrij vlot aangewandeld, die zijn wel nieuwsgierig naar ons. De achtste heeft nog geen tijd en graast hier-en-daar nog een plukje gras mee. Als we ze alle acht in onze u-vorm van draad hebben en de straat opgaan, worden ze al iets onrustig. Het moment dat we de bocht omlopen, besluit er eentje, ‘een rooie’, toch over het draad te springen en ervan door te gaan. Door de wei van de buurman, waar geen draad in staat, richting het buurvee een wei verderop. Door de boomgaard van de buren. “Oh nee!”, roep ik.
We halen acht pinken bij huis. Het is maar 300 meter, maar toch gaat het mis
De te overbruggen afstand van de wei waar de pinken staan, naar de wei waar ze heen moeten, is ongeveer 300 meter. Dat is niet ver. Toch gaat het ongeveer eens in de tien jaar ‘mis’ en vliegen ze op dat korte stuk alle kanten op. Daar heb ik en de kinderen wel trauma’s aan overgehouden. Vooral als opa Frans meegaat, is het achteraf ‘lachen’ maar op dat moment erg stressvol. Ook nu schiet de adrenaline door mijn lijf. ‘Het doet de bloeddruk stijgen en vergroot de prikkelbaarheid van het hart’, zegt men. En dat klopt! Ik word verschrikkelijk prikkelbaar. “Wat moet ik nu?”, hoor ik mezelf paniekerig roepen.
Niet zomaar uitloeien
Tom is inmiddels om het dubbele huizenblok heen gerend om de pinken aan de achterkant weer naar voren te drijven. Dat gaat gelukkig erg soepel. Het buurvee loeit ons uit. De buurman en buurvrouw komen kijken en vragen “Moeten we helpen?’” “Het schadeformulier mag je bij Luc inleveren”, roep ik. Tussendoor gaat de mobiel van Tom. Het is zijn vriendinnetje, waar hij blijft. “Ik kom eraan hoor. Nog even dit werkje afmaken, we hebben iets tegenslag”, vertelt hij lachend.
En door! Het vee zit weer in de u-vorm en we vervolgen onze route over de straat. Nu gaat het prima. Het weggetje is smal en aan beide kanten van de straat staat draad. Nog één obstakel te gaan: de weg over en dan met een bochtje de wei in. En ook dit keer besluiten er twee om toch óver het draad te springen. “Weer die rooie!”, zegt Luc. De andere pinken laten we de wei in en opnieuw rent Tom via de wei om de ontsnapte pinken over de straat weer terug te drijven.
Als we teruglopen en het vee, alle acht, achterlaten in onze wei, zeg ik dat ik de buurtjes wel een bos bloemen ga brengen. En Luc? Hij is de positivo en zegt: “Ik heb bijna nog nooit zo’n perfecte vee-ophaaldag gehad als vandaag.”