‘Eerste Kamer schiet uit haar rol’
De Eerste Kamer boog zich deze week over de verlaagde mestproductieplafonds, de invoering van afroming bij de handel in varkens- en pluimveerechten en de verhoogde afroming bij de handel in fosfaatrechten. Een beetje dan, want er kwamen wel erg veel andere onderwerpen voorbij.
Niet jullie, het is u
Debatten in de Eerste Kamer zijn altijd wat statig. Dat was al zo in de prachtige historische zaal aan het Binnenhof. Ook het tijdelijk onderkomen van de Eerste Kamer straalt vooral gedegenheid uit. Er wordt veel minder geïnterrumpeerd dan in de Tweede Kamer. Zelfs de voorzitter houdt nadrukkelijk van een statige spreekstijl. Als de minister de senatoren aanspreekt met jullie, wordt ze er door de voorzitter direct op gewezen dat in deze zaal niet wordt getutoyeerd. De minister moest u zeggen, in zowel enkelvoud als meervoud.
De stijl past ook bij de kerntaak van de Eerste Kamer: toetsing van de kwaliteit van de wetgeving op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De Eerste Kamer kan dan ook een wetsvoorstel niet wijzigen, maar alleen goedkeuren of afkeuren. Via moties kan de Senaat nog wel proberen het beleid wat bij te sturen. De Eerste Kamer heeft formeel geen rol bij het controleren van het kabinet, die taak ligt bij de Tweede Kamer.
Het viel dus des te meer op dat de voorzitter wel ingreep bij het persoonlijke voornaamwoord jullie, maar dat niet deed toen verschillende Eerste Kamerleden zich niet op het voorliggende wetsvoorstel richtten, maar meer op de totale landbouwvisie van landbouwminister Femke Wiersma. Het is wel opmerkelijk te noemen dat de Partij voor de Dieren tijdens een mestdebat begint over het verbod op het couperen van biggenstaartjes en het begrenzen van de langeafstandstransporten van dieren.
Toetsing totale landbouwvisie óf wetsvoorstel
Op zich is het te begrijpen dat de Eerste Kamer benieuwd is naar de totale landbouwvisie van de minister. De Eerste Kamer moet immers ook kijken naar de onderlinge samenhang van de verschillende regeringsplannen. Maar als het overgrote deel van het debat over iets anders dan het wetsvoorstel gaat, is de verhouding toch wel wat zoek. Wiersma kreeg kritiek op het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en werd uitgebreid bevraagd over haar visie op voedselproductie.
Gelukkig was er na een lang debat ook nog wat ruimte om het wetsvoorstel écht te behandelen. Een ruime Kamermeerderheid sprak daarbij de zorg uit of het ingezette beleid zal leiden tot voldoende krimp om onder de nieuwe mestproductieplafonds te komen. De minister reageerde hierop dat ze bij de weegmomenten het beleid kan aanpassen. Als voorbeeld gaf ze meermaals aan dat de afroming zo snel mogelijk wordt verlaagd, als de gerealiseerde reductie dit toelaat. Over de verhoging van de afroming, dat bij varkens en pluimvee in theorie ook zou kunnen, sprak de minister, al dan niet bewust, niet.
Van een scherpe Eerste Kamer zou je verwachten dat ze zouden opmerken dat er, na een aangenomen amendement van NSC, een zware voorhangprocedure moet plaatsvinden bij het wijzigen van de afromingspercentages. Dat kan het door de minister gewenste snelle handelen wel eens behoorlijk belemmeren. Maar die kritiek bleef uit. De Kamer hield zich bij een nadrukkelijk advies om toch met een plan B te komen. Meer kan de Eerste Kamer in haar rol dan eigenlijk ook weer niet.