Veel jongvee dat uit besteedt wordt komt terecht bij opfokkers waar dieren van meerdere bedrijven staan. Afspraken zijn belangrijk om de gezondheidsstatus te bewaken.Foto: Mark Pasveer RundveeNieuws

Beter gezondheidsbeleid nodig bij uitbesteden jongveeopfok

Bij het uitbesteden van de jongveeopfok is er vooral sprake van een open opfok. Maar 640 van de 2.132 melkveehouders die de opfok uitbesteden, heeft een gesloten een-op-een-relatie met hun opfokbedrijf. Dit blijkt uit een analyse die Royal GD uitvoerde in opdracht van de sector en het ministerie van LVVN.

Die 640 bedrijven voeren buiten deze een-op-een-relatie geen dieren aan van andere bedrijven. Volgens Henriëtte Brouwer, onderzoekster bij GD, is een een-op-een-relatie gezondheidstechnisch de beste wijze bij het uitbesteden van de jongveeopfok.

Voorwaarden voor beide partijen

De meeste melkveehouders die de jongveeopfok uitbesteden, brengen hun jongvee onder bij een opfokker die voor meerdere bedrijven het jongvee houdt of combineren uitbesteden met aankopen. Daarbij is het volgens GD-dierenarts Debora Smits belangrijk dat er duidelijke voorwaarden gesteld worden.

Alle aanvoerende melkveehouders moeten minimaal vrij zijn van IBR en BVD en salmonella-onverdacht. “Dit vraagt wel meer van alle partijen. Iedereen moet rekening met elkaar houden. Het kan niet zo zijn dat een van de bedrijven extern dieren aankoopt en daar onvoldoende let op de gezondheidsstatus, want dat zet direct druk op alle betrokken bedrijven”,  stelt Smits.

Grote spreiding leeftijd uit te besteden jongvee

Binnen de groep uitbestedende melkveebedrijven ziet Brouwer een grote spreiding in de leeftijd van de dieren die naar de opfokker gaan. Daar waar de een kalveren naar de opfokker brengt op een leeftijd van twee tot vier weken, brengt de ander de dieren pas weg als drachtige pink. Sommige veehouders besteden de opfok de hele periode uit, anderen alleen tijdens de weideperiode.

Ook het moment waarop jongvee terugkomt, loopt sterk uiteen. Gezondheidstechnisch is zes weken voor afkalven het uiterste aanvoermoment. Een vaars moet de tijd hebben om in contact te komen met bedrijfseigen kiemen en antistoffen hiertegen in de biest te vormen.

Let op meer ziektes bij aankoop

Een gezondheidsaspect waar de GD-dierenartsen extra op wijzen is het aankoopbeleid van vee. Een open bedrijfsvoering waarbij de veehouder ook vee aankoopt, veroorzaakt extra ziekterisico voor zowel melkveehouder als opfokker. Smits ervaart dat veehouders soms wat minder kritisch zijn met de eisen voor aan te kopen vee. Dit kan mede te maken hebben met de huidige schaarste aan vee en het incidenteel op de markt komen van bepaalde goede bloedlijnen.

“IBR, BVD en salmonella zijn vaak wel aandachtspunt bij aankoop. Maar mortellaro en uiergezondheidskiemen in de vorm van bijvoorbeeld aureus komen toch regelmatig een bedrijf binnen. Je kunt en wilt niet overal op testen, maar een strenger aankoopbeleid is het overwegen waard. Quarantaine zou ideaal zijn maar is op veel bedrijven niet haalbaar”, legt Smits uit.