RundveeAchtergrond

LTO: pro-actieve houding moet nieuw productiesysteem voorkomen

De LTO-vakgroep Melkveehouderij heeft haar toekomstvisie Melkveehouderij midden in de maatschappij gepresenteerd. De belangenorganisatie stelt zich ten doel in 2020 het directe mestoverschot te hebben opgelost. Ook moeten er verplichte programma’s komen voor dierziektebestrijding. Met vrijwillige programma’s is onvoldoende bereikt.

Duurzaamheid staat centraal in de LTO-visie op de ontwikkeling van de melkveehouderij richting 2020. Een duurzame melkveehouderij wil volgens de belangenorganisatie zeggen economisch rendabel, veilig voor de consument, diervriendelijk en met een zo’n laag mogelijke belasting van natuur en milieu.

Samenwerking met zowel ketenpartijen als partners uit de regionale omgeving is volgens LTO van belang om te komen tot een duurzame melkveesector.
Met de afgenomen afhankelijkheid van het Europese zuivelbeleid en het toegenomen belang van de markt, is volgens LTO een nieuwe werkelijkheid voor de melkveehouderij ontstaan. Bedrijfsontwikkeling en innovatie krijgen hierdoor een enorme impuls. Innovaties tot 2020 zijn vooral gericht op het verhogen van financieel rendement en marktoriëntatie met veel aandacht voor het sluiten van kringlopen, natuurlijk gedrag van de dieren, biodiversiteit en landschap. Welke ruimte je als ondernemer krijgt voor de ontwikkeling van je bedrijf, is volgens LTO grotendeels afhankelijk van je eigen keuze binnen de aanwezige economische, maatschappelijke en ecologische grenzen.

Vooral de maatschappelijke grenzen hebben de afgelopen tijd aan belang gewonnen. De samenleving kijkt meer dan ooit mee over de schouders van de melkveehouders. LTO is zich hier van bewust en ziet een uitdaging om markt en maatschappij zo te verbinden dat de melkveehouderij haar positieve imago behoudt. Dat vraagt van veehouders een visie die verder reikt dan de grenzen van het eigen erf.

Melkveehouders weten volgens LTO dat weidende koeien belangrijk zijn voor het imago. Daarom streeft de belangenorganisatie ernaar dat ook in 2020 nog driekwart van de melkkoeien weidegang krijgt. Weidegang moet volgens de vakgroep worden gestimuleerd via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), vanuit de markt en zuivelondernemingen en door kennisverspreiding richting melkveehouders en erfbetreders.

Voor continuïteit van de sector is volgens LTO een goede diergezondheid essentieel. Vrijwillige bestrijdingsprogramma’s hebben onvoldoende opgeleverd. Op het gebied van uier- en klauwgezondheid zijn nog grote stappen te zetten, evenals bij de preventie van dierziekten. Zoönosen krijgen de hoogste prioriteit. Door als sector zelf verplichte programma’s op te stellen, kunnen er volgens LTO praktische en werkbare methoden worden ontwikkeld voor verplichte bestrijding.

LTO verwacht dat de daling van het aantal melkveebedrijven in Nederland doorzet met 3 tot 4 procent per jaar. Het gemiddeld aantal koeien en het areaal neemt de komende jaren per bedrijf toe. Dit samen resulteert volgens volgens de organisatie in een gelijkblijvend aantal melkkoeien en jongvee in 2020. De vakgroep noemt als voorbeeld een familiebedrijf met 200 melkkoeien. Een bedrijf dat melk produceert en andere diensten levert met en aan zijn omgeving, op duurzame wijze. Duidelijk is volgens LTO dat een grondloos melkveebedrijf met 1.000 melkkoeien kan, maar niet wenselijk is.

De sector is steeds groener en schoner gaan produceren. Dat kan volgens LTO verder worden verbeterd door reductie van emissies, het vastleggen van koolstofdioxide, het werken aan gesloten kringlopen en energieproductie en -besparing. Door een pro-actieve houding aan te nemen, hoopt de belangenorganisatie een nieuw systeem van productierechten na 2015 te voorkomen.

LTO streeft ernaar in 2020 het directe mestoverschot te hebben opgelost. Ook moeten in dat jaar de mogelijkheden voor mestbewerking en -verwerking zo ver ontwikkeld zijn dat dierlijke mest als kunstmestvervanger gebruikt kan worden, en ook buiten de Nederlandse landbouw kan worden afgezet. Het streven is volgens LTO een melkveehouderij zonder industriële kunstmest.
Duidelijk is volgens LTO dat de Nederlandse melkveehouders uiteindelijk zelf bepalen welke kant ze opgaan. Iedere ondernemer kiest zijn eigen route, afhankelijk van waar hij goed in is.

In 2020, aldus LTO,
• heeft de melkveehouderijsector het directe mestoverschot opgelost;
• is dierlijke mest toepasbaar als kunstmest;
• gebruikt de sector geen industriële kunstmest;
• zijn de broeikasgasemissie de laagste per liter melk in Europa;
• krijgt driekwart van de melkkoeien weidegang;
• is de gemiddelde leeftijd van melkkoeien op het bedrijf met 2 jaar gestegen;
• leiden preventieve maatregelen tot lager risico op resistente bacteriënvorming en minder afhankelijkheid van antibiotica;
• zijn de producten van gevaccineerde dieren overal binnen de EU geaccepteerd;
• is er een ruim aanbod van hoornloze stieren;
• gebruiken melkveehouders een managementtool om integraal duurzame melkproductie te meten en te sturen en om inzicht in opbrengsten te krijgen, daarmee produceren ze aantoonbaar duurzaam;
• lIgt de totale ammoniakuitstoot 20 procent onder het niveau van 2010;
• is het GLB gericht op maatschappelijke wensen die niet door de markt worden vergoed (zoals weidegang en landschapsbeheer), met aandacht voor het versterken van de concurrentiekracht, marktbeheer (een vangnet zonder productiestimulans) en nieuwe markt-(en duurzaamheids) concepten.

Beheer
WP Admin