Stage lopen in Brazilië: ‘Er lag een wurgslang op de roosters’
Bart Derks liep een halfjaar stage in Brazilië. Hij keek zijn ogen uit. Dat een buitenlandstage avontuurlijk kan zijn, daar had hij wel rekening mee gehouden. Maar dat hij op een dag een grote wurgslang in de stal zou zien liggen, had hij niet kunnen bedenken. “Ik schrok me wezenloos.”
Bart is niet afkomstig van een boerenbedrijf, maar zijn oom en tante combineren een varkenshouderij met akkerbouw. Als het even kan, steekt hij daar de handen uit de mouwen. “Vooral de varkenshouderij vind ik mooi.” De stap naar een landbouwopleiding lag dan ook voor de hand. Momenteel studeert hij Bedrijfskunde en Agribusiness aan de HAS Green Academy in Venlo. Daar hoort ook een buitenlandstage bij.
“Voor mijn vorige opleiding, mbo-varkenshouderij, was ik al naar Spanje geweest. Voor deze nieuwe stage wilde ik het buiten Europa zoeken. Van anderen had ik mooie verhalen gehoord over stage lopen in Brazilië. Zo staat het land wereldwijd op de vierde plek als producent van varkensvlees. Mijn interesse was gewekt, ik besloot daarheen te gaan.”
Het warmst dat ik heb meegemaakt was 47 graden. Toch werkte iedereen gewoon door
Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. “Ik benaderde meerdere bedrijven, maar steeds liep het stuk op de taal. Ze spreken niet of nauwelijks Engels en ik spreek geen Portugees.” Uiteindelijk vond hij toch een stageadres en wel bij Matias Michels, een akkerbouwer met Nederlandse roots. Communiceren kon dus in zijn moedertaal, al plaatst Bart daar gekscherend een kanttekening bij: “Matias spreekt geen Nederlands maar Venrays. Maar we konden elkaar prima verstaan.”

Boeren op oranjerode grond
Het akkerbouwbedrijf ligt in de deelstaat Minas Gerais in het zuidoosten van het land. De grond is er overwegend oranjerood van kleur; bodemkundigen noemen het lateriet. De kleur is ontstaan doordat aanwezige silicaatmineralen zijn omgezet in aluminium en ijzeroxide; die laatste is verantwoordelijk voor de kleur. “Het rode stof zit op auto’s, je kleren, je schoenen, het zit echt overal. Heel apart.”
Ook apart waren de temperaturen. Tijdens de koude maanden daalt het kwik tot rond de 15 graden. “Dan zit iedereen hier met dikke winterjassen aan.” Bart was er echter in de zomer, toen was het aanzienlijk warmer. “Het warmst dat ik heb meegemaakt was 47 graden. Toch was het te doen. Je voelde de zon wel branden, maar het was niet benauwd. Dat werd het wel na een regenbui. Dan zweet je je rot. Maar in de trekkers zit airco, dus ongeacht de hitte werkt iedereen gewoon door. Dat deed ik zelf ook.”
De aarde is niet alleen rood, hij is tevens enorm schraal. “Alle voedingsstoffen voeren ze aan. De korrels lossen ze op in water tot een soort vloeibare kunstmest. De vloeistof wordt vervolgens via grote pivots op het land gesproeid. Zulke pivots zorgen ook voor de beregening. Ze draaien dag en nacht, want het bedrijf is 17.000 hectare groot. Zo’n omvang, daar kun je je in Nederland niks bij voorstellen.”
Toch ben je met de trekker geen dagen onderweg om bij een perceel te komen, vertelt Bart. “Het bedrijf is opgedeeld in negen locaties en op al die plekken staat materieel. Je kunt er gewoon met de auto naartoe, dat scheelt veel tijd. En de percelen zijn minder groot dan je misschien zou verwachten. Het varieert van 30 hectare tot 500.”

Communiceren met handen en voeten
Het bedrijf teelt onder meer soja, tarwe, bonen, koffie, erwten, suikermais en gewone mais. Dat wordt deels verkocht aan Folhados Farm, een varkensbedrijf 120 kilometer verderop. Het vervolglijntje was daardoor snel gelegd; ook daar kon Bart terecht voor stage, al was de taal een uitdaging. Alleen de bedrijfsleider sprak een paar woorden Engels, de medewerkers niet. Communicatie ging, net als op het akkerbouwbedrijf, met Google Translate, handen en voeten.
Wie denkt dat de varkenshouderij in Brazilië tamelijk primitief is, zit ernaast. Het varkensbedrijf bleek een van Braziliës topbedrijven en Bart keek er zijn ogen uit. “Het is een modern gesloten bedrijf met 1.700 zeugen. Een paar stallen fungeren sinds kort als proefbedrijf. Er zijn 50 medewerkers, velen werken er al twintig jaar of langer.”
‘Vleesvarkens krijgen hier standaard antibiotica’
De technische resultaten zijn opvallend goed. “Het aantal grootgebrachte biggen zit tussen de 17 en 18, echt belachelijk hoog. Dat doen ze door bij elke kraamzeug net zoveel biggen te leggen als dat ze spenen heeft. Ook spuiten ze de zeugen oxytocine in, zodat de melk schiet. Daarna melken ze de zeugen, doen de melk in een flesje en voeren daar de kleinste biggen mee. Heel arbeidsintensief, maar daarmee redden ze wel de kleintjes die anders uitgevallen zouden zijn. De sterfte is laag, ook kneusjes zie je bijna niet.”
Bart weet wel waar dat door komt. De aandacht van het personeel speelt een rol maar ook het gemedicineerde voer. “Voor de biggen zit er altijd antibiotica doorheen, de vleesvarkens krijgen het standaard drie keer. In Nederland is preventief medicijnen toevoegen verboden vanwege de kans op resistentie, in Brazilië niet.”

Respect voor dier en natuur

Wat hij ook zag tijdens een ronde door de kraamafdeling, was een enorme wurgslang. Die lag op de roosters te slapen. “Ik schrok me wezenloos, maar de medewerker naast me bleef er heel rustig onder. Het gebeurt vaker, ze hebben daar natuurlijke ventilatie en zo komen ze binnen. De Brazilianen hebben heel veel respect voor dieren en de natuur, zo’n slang zullen ze niet doodslaan. Ze vangen hem en zetten hem buiten.” Hetzelfde respect zag hij tijdens de omgang met de varkens. “Slaan, schreeuwen, opjagen, dat zie je er niet. Ja, de zeugen zijn deels individueel gehuisvest, maar ook dan worden ze met respect behandeld.”
Het respect voor de natuur sluit overigens niet uit dat de mensen zonder gewetensbezwaren gewasbeschermingsmiddelen inzetten. “Ze zien de gevaren er niet zo van, vermoed ik. Ik zag eens hoe een paar medewerkers het mengden: in een grote open bak met een soort mixer. Toen liet een van hen de dop erin vallen. Met zijn blote armen stond hij in het mengsel te roeren op zoek naar die dop. Die doodskop op de jerrycans zegt ze kennelijk niet zoveel. Ik was geschokt, kan ik je zeggen. De eigenaar van het bedrijf geeft wel voorlichting, maar ze lijken gewoon niet erg onder de indruk. In de familie gaat wel eens iemand ergens aan dood, maar ja, opa en een paar ooms hadden dat ook al. Ze linken het niet aan hun omgang met chemische middelen.”
Zes maanden liep Bart stage in Brazilië. In die tijd leerde hij de landbouw, de mensen en de cultuur een beetje kennen. “Iedereen is zo vriendelijk, ze zijn veel socialer dan wij in Nederland.” Of hij ooit teruggaat, kan hij niet zeggen. “Ik heb wel wat aanbiedingen gehad, maar ik heb in Nederland ook een fijn leven. Eerst mijn studie maar eens afmaken, daarna zie ik wel verder.”
