Foto ter illustratie - Foto: Mark Pasveer BoerenlevenColumn

Als vader de opvolger blijft controleren

Kan ‘ie het echt wel? Overdragers maken zich soms zoveel zorgen om het bedrijf dat ze de opvolger blijven controleren. Dat werkt averechts.

Waarom lukt de ene bedrijfsovername wel en de andere niet? Communicatie speelt een belangrijke rol, dat is wel bekend. Praten is belangrijk. De gesprekken moeten niet gaan over de stand van de gewassen of het rantsoen van de koeien. Dat zijn geen gesprekken. Dat is werkoverleg. De gesprekken over bedrijfsovername moeten gaan over verwachtingen. Over gewoontes. Over wie waar gaat wonen en nog een heleboel meer. Gesprekken moeten zeker ook gaan over vertrouwen. Heeft de overdrager vertrouwen in de opvolger?

Vertrouwen

Deze vraag heel, heel eerlijk beantwoorden, kan een heel ongemakkelijke aangelegenheid worden. Daarom zeggen overdragers meestal dat ze ‘natuurlijk wel vertrouwen hebben in hun zoon of dochter’. De praktijk wijst vaak anders uit. Na het melken en voeren gaat vader voor de zekerheid nog even alles langs. Controleren of alles wel écht goed gebeurd is. Het komt veel voor en meestal wordt de opvolger er enorm geïrriteerd van. Begrijpelijk.

Wantrouwen is funest. Wie wantrouwen geeft, krijgt het ook terug. Van lieverlee zal de opvolger steeds minder overleggen. Waarom zou hij ook? Vader gelooft toch niet in een goede afloop. Terwijl vader niets liever wil dan een goede afloop.

Wantrouwen is bij boeren naar mijn idee vaak een vermomming voor een grote betrokkenheid. Het bedrijf dat vader heeft uitgebouwd tot iets waar de volgende generatie mee verder kan, is als een kind. Maar voor kinderen en bedrijven geldt hetzelfde: je kunt ze niet aan de hand blijven houden. Ooit moet je ze loslaten. En dan moet je erop vertrouwen dat het goed komt. Misschien gaat het anders, misschien gaat het met een bocht, misschien komt er zelfs een onverwachte afslag. Maar uiteindelijk komt het goed.

Bespreekbaar maken

Die vergelijking met bochten en afslagen maak ik niet helemaal toevallig. Toen mijn kinderen hun rijbewijs haalden en ik veranderde van rijder in bijrijder, zat ik er met samengeknepen billen naast. Meermaals heb ik geroepen ‘remmen!’ Maar meestal probeerde ik te zeggen wat er goed ging. “Goede inhaalactie.” “Netjes gedaan, die bocht.” Wat vermoedelijk nog veel beter werkte, was dat ik thuisbleef. Zo kon ik me er tenminste helemaal niet mee bemoeien.

Mijn geworstel deelde ik met vrienden en vriendinnen. Die herkenden het helemaal. Dat hielp om er wat luchtiger mee om te gaan.

Via het expertisecentrum voor familiebedrijven hoorde ik dat juist dat bespreken van je zorgen heel goed is. Meestal blijkt al snel dat je niet de enige bent. Op de één of andere manier helpt dat.

Mijn kinderen zijn prima chauffeurs geworden. Ze rijden anders dan ik, dat zeker. Maar ze rijden zonder brokken. Nu weet ik ook wel dat een tweedehands Skoda wat anders is dan een boerenbedrijf. Maar het mechanisme van vertrouwen is hetzelfde. Vertrouw op je kinderen. Het komt goed.

Reacties

  1. Eeen bedrijf overnemen en voort zetten is wat anders dat auto rijden. Het gaat om veel geld , de tijd van door schade en schande wijs worden is voorbij.

Beheer
WP Admin