Ruwvoer winnen in 1960: risico spreiden met hooi op ruiters
Het nummer-1 ruwvoer vroeger was hooi. Het kostte alleen onnoemelijk veel tijd om het te maken. Met ruiters was de arbeid en het risico te spreiden.
Op deze afbeelding uit 1960 is de hooibouw in volle gang. Links is nog een hark te zien, bedoeld voor achter het paard. Het waren jaren waarin paard en trekker allebei gebruikt werden, het paard nog iets meer dan de trekker. Daar zou overigens snel verandering in komen, drie jaar later was de situatie al andersom.
Ruiters
Het hooi zelf hangt te drogen op ruiters. Ruiteren vrat arbeid vandaar dat veel boeren de voorkeur gaven aan grondhooien. Bij mooi weer lag het gras dan uitgespreid op het veld. Naderde een bui dan werd alles snel op hopen, ofwel oppers, geharkt. Na de bui trok men die weer uit elkaar.
Ook dit vrat arbeid, maar minder dan ruiteren. Toch zou elke boer ruiters moeten hebben als onderdeel van de standaarduitrusting, zo vond de landbouwvoorlichting. Met deze attributen kon het hooiseizoen namelijk gespreid worden. Men kon eerder beginnen met maaien en het bladrijke gras op nog vochtige ondergrond toch droog krijgen.
Ook in augustus of september zou zo nog een vracht hooi zijn te winnen. Naast het spreiden van arbeid werd zo ook het risico op een mislukking gespreid.
Overbelading
Over ruiters was veel te doen. Niet iedereen haalde er goede resultaten mee. Overbelading was het grootste risico. Boeren stapelden al snel veel te veel gras op de ruiters. Omdat drie- en vierpootvarianten binnenin niet zo goed ventileerden, trad eerder schimmelvorming op. Beter waren dak- en tunnelruiters waar de wind tussendoor kon blazen.
In de rubriek Zo ging het toen gaan we terug in de tijd. Boerderij bestaat al meer dan 100 jaar en aan de hand van foto's uit het archief kijken we naar de agrarische sector in de vorige eeuw. Benieuwd naar meer historie? Check het dossier Zo ging het toen.
10 manuren per hectare om het hooi binnen te krijgen?
Moet wel hooi van een super boer zijn