RundveeAchtergrond

Kies zo het best passende maisras

Ieder jaar komen er maisrassen bij en verdwijnen andere van de lijst. Aandacht voor de rassenkeuze rendeert, want dit heeft direct invloed op opbrengst en kwaliteit van de mais die u volgend jaar voert.

Soms bepaalt de loonwerker welk ras er de grond in gaat, maar er zijn ook veehouders die bewust zelf aan het stuur zitten. Zij kiezen een maisras dat goed op hun specifieke percelen en in hun rantsoen past.

Bij het kiezen van het juiste maisras is een aantal punten belangrijk:

  • Kies een vroegheidsgroep. Er is keuze uit twee groepen: de zeer vroege en vroege rassen vormen de ene groep, de middenvroege en middenlate rassen zijn samen de andere groep. Ligging en grondslag hebben invloed op deze keuze. In Noord-Nederland heeft een vroeg ras een grotere kans van slagen. Dat geldt ook als het perceel laag ligt, lang koud is, als de grondslag vrij zwaar is, of bij de keuze voor een voor- of nateelt. Middenvroege/middenlate rassen hebben meer groeidagen en kunnen daardoor gemiddeld wat hogere opbrengsten realiseren.
  • Laat problemen uit het verleden meewegen. Zijn er problemen geweest met legering door stengelrot of bladvlekkenziekte, kies dan rassen met een goede stengelrotresistentie of tolerantie voor Helminthosporium. Is er hoge onkruiddruk, kies dan rassen met een snelle grondbedekking.
  • Breng het aantal geschikte rassen uit de bepaalde vroegheidsgroep op basis van landbouwkundige eigenschappen terug tot drie à vier en kies het ras dat qua ruwvoerpositie en kwaliteit het best bij uw bedrijfsvoering past.
  • Kies bij krappe ruwvoerpositie voor de hoogste drogestofopbrengst in combinatie met de hoogste VEM-opbrengst. Bij voldoende ruwvoer is kwaliteit, uitgedrukt in VEM per kilo droge stof het belangrijkst. Dit geeft de totale hoeveelheid energie weer die in een kilo droge stof mais zit.
  • Kies voor kwaliteit met nadruk op zetmeel of op verteerbaarheid van de restplant. Is zetmeel het belangrijkst, kies dan het ras dat naast een hoge VEM per kilo droge stof het hoogste zetmeelgehalte geeft. In rantsoenen met een hoog aandeel snijmais kan het raadzaam zijn iets minder de focus op zetmeel te leggen, maar de kwaliteit ook te halen door de verteerbaarheid van de restplant. Kies dan het ras met een hoge VEM per kilo droge stof, maar lager zetmeelgehalte.
  • Er is niets mis met het kiezen voor een ras dat eerder goed beviel. Maar doe dat niet te lang. Het is goed ook open te staan voor vernieuwing. Er wordt veel onderzoek gedaan, de voederwaarde en opbrengst stijgen ieder jaar verder.
  • Het kiezen voor twee rassen is niet per definitie beter. Je hebt dan ook twee optimale oogstmomenten. Op grotere bedrijven die de opslagmogelijkheden en voldoende voersnelheid hebben om te werken met een winterkuil en aparte (zetmeelrijkere) zomerkuil kan het wel renderen. Een andere gegronde reden kan zijn dat een deel van de percelen het vraagt, bijvoorbeeld omdat ze lager gelegen zijn.
Beheer
WP Admin