Partner
Foto: KWS RundveePartner

Mais wel of niet beregenen?

Door een relatief droge winter en zeer droge maanden april en mei is het doorlopend potentieel neerslagtekort gemiddeld over Nederland opgelopen naar ruim 125 millimeter (bron: KNMI).

Zeker telers op zandgrond merken dat ondertussen goed. Het contrast met vorig jaar kan in sommige regio’s niet groter. Zo nat als het toen was, zo droog is het nu. De vraag is nu of mais, om de maximale opbrengst te behalen, moet worden beregend of niet. Als dit liefst wel moet gebeuren, dan kan dat uiteraard alleen als er beschikking is over beregeningswater en er al geen beregeningsverboden zijn uitgevaardigd. Juist nu in het derogatietijdperk het maisareaal kleiner is geworden, is het zo belangrijk om de volle aandacht te besteden aan de mais op de percelen, en zeker op tijd te beregenen.

Nood aan water zeer hoog in schietersfase

Water is in de eerste plaats nodig om de temperatuur van plantenweefsel op een acceptabel niveau te houden (transpiratie = zweten = koelen). De benodigde hoeveelheid water voor productie is vele malen geringer dan voor koeling! Hoewel mais met relatief weinig water toe kan – per kilogram droge stofproductie ongeveer de helft minder dan bijvoorbeeld gras -, zijn er een aantal momenten tijdens de groeifase van mais waarbij water onontbeerlijk is. Een van die momenten is aanstaande. Wanneer mais zich in de zogenaamde schietersfase bevindt (= sterke lengtegroei), is de nood aan water zeer hoog, ook met het oog op de naderende bloei. Een slechte vochtvoorziening in de komende drie tot vier weken, en dus ook in de periode van bloei, vertaalt zich in een slechte bevruchting van de kolf en daarmee een geringe korrelaanzet. Dit leidt onherroepelijk tot opbrengstderving. Droogte is aan de mais in het eerste stadium te herkennen aan opgerolde bladeren. De huidmondjes sluiten geheel of gedeeltelijk en de groei zal afnemen. Belangrijk is het niet zo ver te laten komen.

Samengevat is bij droogte het volgende te verwachten:

  • Tijdens de vegetatieve groei – gestoorde lengtegroei (kort blijvende planten);
  • Rond de bloei en in mate van het heersende vochttekort;
  • Vóór de bloei – steriliteit (geen kolfontwikkeling), kolfkwasten die niet uit de schutbladeren komen (geen bevruchting);
  • Rond de bloei – reductie van de kolflengte;
  • Na de bloei – lege kolfneuzen (geaborteerde eicellen in de kolfspits);
  • Later tijdens de korrelvulling;
  • Suboptimale fotosynthese (afnemende productie: geen suiker – geen zetmeel) en korrelvulling (eventueel noodrijpheid);
  • Verdrogende restplanten (productiestop, versneld oogsten, conserveringsproblemen (weinig suiker voor snelle fermentatie afwezig, veel lucht/zuurstof in het droge, gehakselde product).

Houd daarom nu de vochttoestand op bewortelingsdiepte van maispercelen nauwlettend in de gaten. Indien de vochtvoorziening nu al ontoereikend is en u de mogelijkheid en toestemming heeft om te beregenen om zo verzekerd te zijn van een goede opbrengst, twijfel dan echt niet te lang met het beregenen van het maisgewas.

Meer beregenen nooit zinvol

Aan de hand van de pF-curve op het bemestingsverslag is tegenwoordig te herleiden hoeveel water het perceel maximaal kan vasthouden. Meer beregenen is nooit zinvol, want het teveel aan water wordt niet vastgehouden in de bewortelbare zone. Daardoor kan het water naar diepere lagen uitspoelen, of het spoelt af. Tevens kunnen waardevolle uitspoelingsgevoelige nutriënten naar diepere grondlagen verdwijnen.

Percelen met een voldoende hoog percentage organische stof zijn in het voordeel tijdens droge periodes. Organische stof draagt niet alleen bij aan een goede bodemstructuur, het kan ook bodemdeeltjes aan elkaar houden. Deze zijn hierdoor in staat water langer vast te houden. Het water blijft langer beschikbaar voor de mais in periodes van droogte. Voor zandgronden is dit belangrijk, maar ook voor andere grondsoorten.

Kalium en borium

Naast de beschikbaarheid van (grond)water speelt ook de opnamecapaciteit een grote rol in de waterhuishouding van de maisplant. Een goede bemestingstoestand is hierbij een belangrijke voorwaarde. Het element kalium speelt hierin een cruciale rol. Kalium is een belangrijke voedingstof voor de stofwisseling in de hele maisplant. Het bevordert niet alleen het transport van specifieke stoffen in de plant, het stuurt ook de waterhuishouding en verbetert de waterbenutting. Mais met kaliumtekort is dan ook gevoeliger voor droogte.

Ook de aanwezigheid van voldoende borium in de grond en vervolgens in de plant is heel belangrijk. Borium heeft, naast kalium een belangrijke functie in de waterhuishouding van de plant. Mais die optimaal is voorzien van kalium en borium is in het voordeel. Ook wordt er door de wereldwijde problematiek van de watertekorten door KWS in de veredeling al heel lang aandacht besteed aan selectie van maisrassen die minder gevoelig zijn voor droogte.

Mocht u twijfelen over de vochtvoorziening van het maisperceel, neemt dan contact op met uw regionale KWS-adviseur. Meer informatie over het verdere groeiverloop van mais gedurende de zomer is ook te vinden op www.kws-maismanager.nl.

Beheer
WP Admin