RundveeOpinie

Grondgebondenheid lastig te regelen

Het grondgebonden karakter van de melkveehouderij is een belangrijke troef in de strijd om maatschappelijk draagvlak.

Het is net als weidegang een sympathiek kenmerk van deze sector. Het geeft goodwill in de politiek, zo sterk zelfs, dat het mede reden is geweest om geen dierrechten in te voeren.

In sommige bestemmingsplannen mogen intensieve bedrijven niet, maar grondgebonden bedrijven wel uitbreiden. En dus komt er discussie en zelfs rechtszaken. De Raad van State oordeelt nu dat een rundveebedrijf dat in een straal van 10 kilometer zelf grond bewerkt, wél voor de benaming ‘grondgebonden’ in aanmerking komt. Ook grondgebondenheid op afstand kan er dus mee door. Dat is wel sneu voor varkens- en pluimveehouders. Uiteindelijk is elke veehouderij grondgebonden. Het voer moet immers ergens groeien.

De vraag “wat bedoelen we met precies met grondgebonden veehouderij” zal nog veel aandacht krijgen. Tot vervelens toe, waarschijnlijk. Dit voorjaar wordt staatssecretaris Dijksma’s visie hierop verwacht. Waar koerst ze op: koppeling aan melkproductie, zoals het CLM wil? Of toch vooral aan de mestproductie en -afzet?

Omdat niet alleen Den Haag, maar ook gemeentes en zelfs geldverstrekkers grondgebondenheid willen, wordt het belang van een goede omschrijving alleen maar groter. De zuivelsector zelf wil het liefst ‘grondgebonden gezinsbedrijven met weidegang’. Dat klinkt mooi, maar het is geen sinecure om zoiets in regels vast te leggen.

Beheer
WP Admin