Een optimaal biestmanagement blijft van groot belang om kalversterfte te verlagen. Met het verbeteren van de biestkwaliteit is nog veel te winnen. Foto: Ruud Ploeg RundveeAchtergrond

Biestkwaliteit kan nog beter

Biest van goede kwaliteit bevat veel antistoffen en weinig ziekteverwekkers. Met gericht management kunnen rundveehouders de biestkwaliteit sturen.

De kalversterfte op melkveebedrijven in Nederland is nog steeds hoog. In 2015 was dit 13,3% volgens cijfers van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Hierbij gaat het om geoormerkte kalveren vanaf 3 dagen tot een jaar oud. “De sterfte is nogal hoog. Omdat het gemiddelden zijn, hebben veel bedrijven nog hogere uitvalpercentages”, zegt Adriaan Antonis van het Centraal Veterinair Instituut (CVI), onderdeel van Wageningen UR. Hij vindt dat rundveehouders moeten streven naar een kalversterfte onder 5%.

Goed biestmanagement

Het belang van goed biestmanagement voor overleving van kalveren is algemeen bekend. Een kalf kan door de specifieke bouw van de runderplacenta geen antistoffen opnemen voor de geboorte. Daardoor is een pasgeboren kalf kwetsbaar en is het dier voor het opbouwen van weerstand volledig afhankelijk van de opname van antistoffen uit de biest of colostrum direct na de geboorte. Als een kalf onvoldoende antistoffen opneemt, verhoogt dat het risico op ziekte, sterfte, een trage groei en latere productiederving.

‘Verstrek altijd minimaal 3,5 liter van de eerste biest binnen 1 uur na afkalven’.

Niet optimaal

Rundveehouders weten dat goed biestmanagement belangrijk is voor de gezondheid van hun kalveren. Maar in de praktijk verloopt dit blijkbaar niet optimaal, waardoor de kalversterfte op een hoog niveau blijft. Wat kan er beter?

Veehouders kunnen nog meer sturen op biestkwaliteit, zowel op de biestsamenstelling als op het voorkómen van biestbesmetting met ziekteverwekkers. “Verstrek in elk geval altijd minimaal 3,5 liter van de eerste biest binnen 1 uur na afkalven. Dan heb je biest met de meeste antistoffen en nog weinig bacteriële groei”, zegt Alien van der Hem, marketingmanager jongvee van ForFarmers. “Dat biedt het kalf weerstand en het voorkomt verteringsstoornissen.”

Biestkwaliteit omvat alle stoffen in de biest, dus niet alleen antistoffen, maar ook nutriënten en andere inhoudstoffen, waarvoor geen goede vervanging beschikbaar is. Biest bevat veel energie in vergelijking met volle melk door een hoger gehalte aan vetten en eiwitten.

Foto: Ruud Ploeg

Hoge gehaltes

Belangrijk in biest zijn ook de hoge gehaltes aan vitaminen, mineralen en spoorelementen. Daarnaast bevat biest veel zogenoemde bio-actieve stoffen, zoals hormonen, groeifactoren of immuuncellen (leukocyten van de moederkoe). Deze stoffen zijn belangrijk voor de weerstand van het pasgeboren kalf. Groeifactoren en hormonen stimuleren een goede ontwikkeling van de darmwand, de productie van verteringsenzymen en de opname van glucose.

Uit het LifeStart scienceplatform van Trouw Nutrion en Sprayfo blijkt dat een goede biestvoorziening en een goede ontwikkeling van het kalf leiden tot hogere groei en 900 liter extra melk in de eerste lactatie. Eile van der Gaast, productmanager van Sprayfo, adviseert melkveehouders om een brix refractometer te kopen en elke keer te meten. “Dan weet je wat je voert en start het kalf goed.” Op basis van 259 biestmetingen op 11 melkveebedrijven met een brix refractometer concludeert Sprayfo dat de biestkwaliteit gemiddeld goed is. “De biest van vaarzen is vaker goed dan vooraf gedacht. Tot 10 liter biest bij eerste melking zegt weinig over kwaliteit; minder biest is niet per se beter.”

Antistoffen

Van de immunoglobulinen (Ig) of antistoffen in biest is het type G het belangrijkst voor de afweer van het kalf. Volgens Anja de Bont-Smolenaars, rundveedierenarts van de GD, heeft een pasgeboren kalf voor een goede bescherming een totale opname van minimaal 250 gram IgG nodig. Een goede kwaliteit biest heeft minimaal 50 gram IgG per liter, dus dan is minimaal 5 liter biest nodig bij volledige opname door de darmen. Als de biestkwaliteit minder goed is of als minder snel na de geboorte de eerste biest wordt verstrekt, heeft het kalf meer biest nodig om minimaal 250 gram IgG op te kunnen nemen.

Het hygiënisch winnen van biest en hygiëne in afkalfstal en kalverhuisvesting verminderen bacteriële biestbesmetting.
Foto: Ruud Ploeg

Bacteriële kwaliteit biest

Naast voldoende antistoffen is het ook belangrijk dat biest niet teveel bacteriën bevat. Streefwaarden voor bacteriologische kwaliteit van biest zijn: minder dan 100.000 kolonievormende eenheden (kve) of colony forming units (CFU) per milliliter en minder dan 10.000 CFU/milliliter coliforme bacteriën. Bacteriën in de biest kunnen, afhankelijk van de soort kiemen, de gezondheid van het kalf onder druk zetten en zorgen dat er minder antistoffen beschikbaar zijn voor het kalf.

‘Wat hygiëne betreft moet biest beter behandeld worden dan melk die naar de fabriek gaat’.

“Als er veel bacteriën in biest zitten, kunnen kalveren hieruit minder antistoffen in het bloed opnemen, omdat de Ig’s aan de bacteriën binden”, zegt Van der Gaast. “Wat hygiëne betreft zouden rundveehouders biest eigenlijk nog beter moeten behandelen dan melk die ze aan de fabriek leveren”, zegt Van der Gaast. “Want goede biest is goud waard.”

Uit onderzoek van Vetvice en Veterinair Centrum Someren in 2015 bleek dat 58% van ingevroren biest en 24% van verse biest tijdens de eerste biestopname een te hoog kiemgetal hadden. Deze biest is ongeschikt voor verstrekking aan pasgeboren kalveren. Bij latere biestgiften is het kiemgetal vaak nog hoger, waardoor meer biest bacteriologisch ongeschikt is om te verstrekken. De steekproef was niet groot en het is daarom de vraag hoe representatief deze resultaten zijn voor alle melkveebedrijven in Nederland.

Ga hieronder met de muis over de getallen voor meer informatie.


Weinig bekend

Van der Horst weet dat er weinig bekend is over de gemiddelde bacteriële biestkwaliteit in Nederland. ForFarmers, Sprayfo en GD hebben ook geen cijfers over het kiemgetal van biest. Het CVI deed wel onderzoek. Antonis bevestigt dat het kiemgetal in biestmonsters in het algemeen hoog is. “In ons onderzoek tonen we echter niet of zelden potentieel ziekteverwekkende bacteriën aan. Het gaat vaker om niet-ziekteverwekkende micro-organismen”, zegt Antonis. Volgens hem zijn micro-organismen van cruciaal belang voor de ontwikkeling van onder andere de darmflora van het pasgeboren kalf. “Ze spelen ook een belangrijke rol bij het aanzetten en finetunen van het afweersysteem. Om die reden is het belangrijk dat biest ook niet te steriel wordt.”

In theorie kunnen er volgens Antonis risico’s zijn op overdracht van ziektekiemen via biest op het kalf, maar er is nog te weinig bekend over de klinische relevantie daarvan. “Als een kalf bijvoorbeeld salmonella uit biest opneemt, wil dat nog niet zeggen dat het ook ziek wordt.” Ook geldt wat goed is voor de koe, bijvoorbeeld zo nu en dan droogzetten met antibiotica om ernstige uierontsteking te voorkomen, niet per se goed is voor het kalf. Antonis: “Het heeft gevolgen voor de ontwikkeling van de microbioom, waarvan de darmflora onderdeel is. De gevolgen zijn groter dan we nu kunnen overzien.”

Pasteuriseren biest

Steeds meer Amerikaanse veehouders pasteuriseren biest om bacteriën te doden of voegen er kaliumsorbaat aan toe om bacteriegroei te remmen. Dat zou de bacteriologische kwaliteit verbeteren en het risico op ziekteoverdracht beperken. De benodigde apparatuur hiervoor is echter vrij ingewikkeld en duur, want de biest moet gedurende 60 minuten op precies 60 graden worden verwarmd. “Je moet geen reguliere pasteurisatie op 30 minuten bij 66 graden toepassen, want dat breekt de Ig’s af en dat betekent kwaliteitverlies”, zegt Eile van der Gaast, productmanager van Sprayfo. “Ook is de biest dan zo viscoos dat deze niet meer drinkbaar is. Als je biest goed schoon uitmelkt, is pasteuriseren niet nodig en dan voorkom je ook een negatief effect op bio-actieve stoffen in de biest.”
Dierenarts Adriaan Antonis van het CVI is ook geen voorstander van pasteuriseren van biest. “Het kan potentiële ziektekiemen doden, maar ook de goede bacteriën en andere immuunstimulerende stoffen in biest onwerkzaam maken en dat is ongewenst.”
Henk van der Horst, verkoopleider Denkavit, vindt dat veehouders door goede hy­giëne overmatige bacteriële besmetting van biest beter voor kunnen zijn. “Bij problemen met salmonella of mycoplasma kan pasteuriseren zeker helpen”, zegt Herbert Bouwers van Alpuro Breeding. “Bij para-tbc is dat nog wat onduidelijk.”

Beheer
WP Admin