<em>Foto's: Henk Riswick</em> RundveeAchtergrond

Succesvolle opfok begint al tijdens de dracht

Bij kalveren wordt nog te veel naar de opfokperiode gekeken. De dracht van de koe en de eerste weken na de geboorte spelen ook een grote rol.

Rond de opfok van kalveren komt meer kijken dan alleen de periode na de geboorte. Al tijdens de dracht zijn er factoren die de prestaties van de toekomstige melkkoe bepalen. Een negatieve eiwitbalans rond het afkalven heeft bijvoorbeeld een negatief effect op de kwaliteit van de eerste eicellen die zich na het afkalven ontwikkelen. Die kwaliteit kan zo slecht zijn dat een bevruchting niet lukt of dat de nieuwe dracht in de eerste weken al afbreekt.

Wanneer de koe toch drachtig wordt, heeft een negatieve energiebalans invloed op de ontwikkeling van het geslachtsapparaat van de foetus. Dat ontwikkelt zich namelijk in de eerste drie maanden van de dracht. Wanneer het moederdier een negatieve energiebalans heeft, ontwikkelen zich bij de foetus kwalitatief mindere follikels. Dat is de reden waarom hoogproductieve koeien met een langdurige, diepe negatieve energiebalans vaak mindere nakomelingen krijgen.

Lees meer over jongveeopfok in het dossier.

De eerste weken van de dracht hebben ook invloed op de algehele ontwikkeling van een kalf. In de tweede en derde week wordt de placenta aangelegd, de kwaliteit daarvan heeft zijn weerslag op de grootte en ontwikkeling van een kalf. Vervolgens zijn de laatste honderd dagen van de dracht belangrijk.

Energie- en eiwitgift

Bij een tekort aan energie groeit het kalf minder en zal het na de geboorte een lagere weerstand hebben. Krijgt een koe echter te veel energie binnen, bijvoorbeeld door veel mais te vreten, dan kan dat resulteren in kalveren waarbij leptineresistentie kan ontstaan. Leptine is een hormoon dat de voeropname reguleert; bij leptineresis­tentie kunnen runderen zich overvreten.

Ook de eiwitgift luistert nauwkeurig. Eiwit is belangrijk voor de vorming van antistoffen en groeifactoren, de vitaliteit en de conditie van het kalf. Een tekort aan eiwit in de laatste 100 dagen van de dracht resulteert in een mindere doorlaatbaarheid van de darm van het kalf, wat in directe relatie staat met de afweer van het kalf. Ook de kwaliteit van de biest wordt minder als een koe een eiwittekort heeft.

Succesvolle opfok begint niet pas bij de geboorte. Het eerste en derde trimester van de dracht spelen een grote rol bij de ontwikkeling van het kalf.

Succesvolle opfok begint niet pas bij de geboorte. Het eerste en derde trimester van de dracht spelen een grote rol bij de ontwikkeling van het kalf.

Goede start is halve werk

De droogstand van de koe is te monitoren aan de hand van de eerste melking en de conditie van het kalf bij de geboorte. Bij de eerste melking moet een koe zo’n zes liter geven, bij meer neemt het gehalte immunoglobulines af.

Binnen acht uur na geboorte moet het kalf minstens vier liter biest binnenkrijgen. In de eerste uren neemt de doorlaatbaarheid van de darm namelijk af. Een kalf met een laag geboortegewicht of verminderde vitaliteit zal minder goed zijn biest drinken. Daarnaast wordt de darmpassage belemmert door koude of een zware geboorte.

Juiste voeding

De biestgift in de eerste twee tot drie dagen moet dagelijks 10% van het lichaamsgewicht van het kalf zijn. Dus een kalf van 45 kilo moet minstens 4,5 liter biest krijgen. Na de biestperiode heeft een kalf ongeveer 6,5 liter vloeistof nodig, dit omdat er zo’n 3 liter verlies optreedt door speeksel en urine en een kalf heeft zeker 3,5 liter nodig voor onderhoud en groei.

De melkgift hangt samen met de temperatuur op stal. Bij elke 5 graden onder de 15 graden heeft een kalf 10% meer voeding nodig voor onderhoud en groei.

Wordt er te veel geknepen op de melkgift, dan vertaalt zich dat op latere leeftijd alsnog terug. Een goede biestgift ­gevolgd door veel melk zorgt ervoor dat de aanleg van het uierweefsel met 40% toeneemt en dus resulteert in een hogere melkgift in de eerste lactatie.

Beheer
WP Admin