Voedselbeleid: een beetje beter is niet genoeg

Het kabinet is te weinig ambitieus, zegt Albert Jan Maat, voorzitter van LTO Nederland.

Maat is woensdag een van de sprekers tijdens de hoorzitting van de Tweede Kamer over het voedselbeleid. Aanleiding is het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid van september 2014: Naar een Voedselbeleid.

We staan aan het begin van een omslag in de landbouw, zegt Maat. De land- en tuinbouw groeien toe naar een kringloopeconomie – hergebruik van grondstoffen zal de leidraad zijn. “We staan op het kantelpunt van een structurele verandering en die zal het resultaat zijn van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen en trends op het gebied van economie, technologie, instituties, natuur en milieu. En daar voeg ik in lijn met het kabinet gezondheid aan toe”, zegt de LTO-voorzitter.

Toch zou het kabinet wel een tandje bij kunnen zetten. Het lijkt een beetje alsof het kabinet alles een beetje beter wil gaan doen. Maar dat is te mager, vindt Maat.

Nederland koploper

De LTO-voorman staat niet alleen. Ook Sijas Akkerman van Natuur en Milieu vindt “dat er meer kan en moet gebeuren om te zorgen dat Nederland koploper wordt in een duurzame voedselproductie en -consumptie.” Het kabinet moet meer inzetten op innovatie, onder andere gericht op een omslag in de eiwitconsumptie van dierlijk naar plantaardig, vindt Natuur en Milieu. Met die omslag zal het klimaat gebaat zijn, omdat er minder broeikasgassen de lucht in gaan, als er minder vlees wordt geproduceerd. Daarnaast zal dat ook de gezondheid van de burger beïnvloeden, ook daar ligt volgens Akkerman een taak voor het kabinet. “Geen eenzijdige focus op fosfaat of klimaat, maar integrale systeemveranderingen zijn nodig, bepleit Akkerman. “Gezonde en duurzame voedseloplossingen bieden vooruitgang op verschillende terreinen, zonder achteruit te boeren.”

Taskforce Voedselvertrouwen

Bart Jan Krouwel, voorzitter van de vorig jaar opgeheven Taskforce Voedselvertrouwen, bepleit een vervolg te geven op de activiteiten van de taskforce, omdat hij de indruk heeft dat er te weinig vervolg wordt gegeven aan de voorgenomen maatregelen om het vertrouwen te vergroten. Hij vindt dat nu moet worden nagegaan of de afspraken ook inmiddels worden uitgevoerd en of er nog mazen zijn die gedicht moeten worden om de voedselvoorziening in Nederland betrouwbaar en veilig te maken. Bovendien vraagt hij na te laten gaan hoe het komt dat de afspraken niet worden nagekomen, en wie daarbij dwarsligt.