AlgemeenNieuws

Twee jaar referentie voor stikstofruimte

Den Haag – Er komt een referentieperiode van twee jaar (2012-2014) voor de ontwikkelingsruimte voor veebedrijven bij voor stikstof kwetsbare Natura 2000-gebieden. Dat blijkt uit de regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) die staatssecretaris Sharon Dijksma (Economische Zaken) en minister Melanie Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) vrijdag naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.

Het PAS-programma moet de bestaande stikstofdepositie van veehouderijbedrijven in lijn brengen met de Europese regels voor de bescherming van stikstofgevoelige natuur. Doel van de regeling is dat bestaande situaties binnen de kaders van de wet vallen en er tegelijkertijd ruimte ontstaat voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid, zonder dat de natuur daarvan schade ondervindt.

Voor de bepaling welke ruimte bestaande bedrijven hebben, biedt de regeling van Dijksma en Mansveld een aantal aanknopingspunten.

De ruimte die een bedrijf heeft wordt bepaald door de feitelijke veebezetting die er de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 maximaal is geweest binnen de bestaande milieuvergunningen. Om dat gebruik aan te tonen kan de veehouder zich beroepen op de gegevens van de landbouwtelling, de Geografische Informatie Agrarische Bedrijven (Giab), de mestboekhouding of de financiële boekhouding.

De instelling van een referentieperiode van twee jaar is anders dan in de afgelopen maanden in kringen van adviseurs werd gemeld. Toen was er sprake van een referentiedatum in het recente verleden. Het instellen van een referentieperiode biedt enige flexibiliteit, maar komt (bijvoorbeeld) niet tegemoet aan de ontwikkelingen in de melkveehouderij, waar nieuwe stallen zijn gebouwd, die nog niet maximaal bezet zijn.

De bestaande ruimte komt niet ten laste van eventuele nieuwe bedrijfsontwikkelingen, omdat  die al is verdisconteerd in de bestaande modellen voor de neerslag van stikstof uit de veehouderij op gevoelige natuurgebieden. Voor de beoordeling van nieuwe plannen is een nieuw berekeningsmodel opgetuigd (Aerius), dat  niet alleen in individuele beoordelingen moet aangeven wat het effect is van ontwikkelingen op natuurgebieden, maar ook aan provincies een beeld moet geven over de ruimte die er in totaal is en hoeveel daarvan nog kan worden vergeven voor nieuwe ontwikkelingen.

In de beoordeling is de ruimte voor bijvoorbeeld militaire oefenterreinen ruim berekend, zo blijkt uit de toelichting van Dijksma en Mansveld. Er wordt in de berekeningen vanuit gegaan dat kazernes en oefenterreinen maximaal worden gebruikt, terwijl dat in feite maar beperkt gebeurt.

De regeling biedt aan het Rijk de mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen te beperken als blijkt dat de vermindering van de stikstofneerslag op natuurgebieden achterblijft bij de voorspellingen.

Provincies en Rijk hebben in de regeling zelf ook ontwikkelingsruimte geclaimd voor bijvoorbeeld infrastructurele werken (sluizen, dijkwerken, (spoor-)wegen, Schiphol, havens) en industrieterreinen, maar ook voor de autonome ontwikkeling van de landbouw in Flevoland, de realisatie van de Floriade in Almere, de uitbreiding van de capaciteit van een suikerfabriek in Groningen, de realisatie van bio-ethanolfabrieken en biomassacentrales of de ontwikkeling van glastuinbouw in Limburg.

Het ministerie verwacht dat als gevolg van de PAS-regeling het aantal aan te vragen Nb-vergunningen zal afnemen, omdat een groot aantal bedrijven onder een meldingsplicht valt (bij een depositie van minder dan 1 mol per hectare per jaar). Volgens het ministerie zullen maximaal 850 vergunningen per jaar worden aangevraagd. Nu zijn dat nog 1.700 vergunningen per jaar.

De ministeriële regeling zal in de Tweede Kamer worden behandeld en ligt in tegenstelling tot de zaterdag te publiceren gebiedsplannen niet ter inzage.

Lees meer over het stikstofbeleid

Beheer
WP Admin