AlgemeenNieuws

‘EU-budget meer inzetten bij calamiteiten’

Den Haag – Het Europees landbouwbudget moet niet in de vorm van een hectaretoeslag worden aangewend.

Het is beter het geld te gebruiken om risico’s bij calamiteiten af te dekken, zegt het LEI, het sociaaleconomisch onderzoeksinstituut van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR).

De landbouwproductie komt steeds meer terecht bij een kleine groep grote bedrijven, analyseert het LEI. Het traditionele gezinsbedrijf krijgt een positie naast grote productiebedrijven, de familiefirma’s.

Die tweedeling van een kleine groep grote producenten en een grote groep met veel minder productie vereist een andere verdeling van de inkomenstoeslagen uit het Europees landbouwbeleid, zegt  Laan van Staalduinen, algemeen directeur van het LEI. Zij sprak gisteren op  Het Grote Agrodebat,  een semi-besloten bijeenkomst over het Europees landbouwbeleid na 2020.

Volgens het LEI kan twee derde van het totale Europese budget voor het landbouwbeleid worden ingezet voor risicomanagement.  Het geld wordt dan ingezet als er grote calamiteiten zijn, zoals een uitbraak van dierziekten of oogstverliezen door extreem weer. Ook bij de nieuwe verdeling van het budget is een redelijke levensstandaard van de agrarisch ondernemers verzekerd, stelt het LEI.

De huidige systematiek van hectaretoeslagen heeft het effect dat grond- en pachtprijzen stijgen. Uit berekeningen blijkt dat in Nederland 1 euro stijging van de directe betaling leidt tot een stijging van de grondprijs met 30 euro per hectare. Als het geld uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt aangewend voor calamiteiten biedt het beleid een meer gerichte ondersteuning, aldus het LEI.

Van Staalduinen zegt dat het niet aan het LEI is om beleidskeuzes te maken. Daar is het ook nog te vroeg voor. Maar wij zijn er als LEI wel voor om tijdig nieuwe zaken te agenderen.”

Het LEI voorziet een verdere concentratie van de landbouwproductie op steeds minder bedrijven. Dat is een voortzetting van een bestaande lijn. In 2006 produceerde 17 procent van de Nederlandse bedrijven al de helft van de productie. Diezelfde groep neemt al 55 procent van de productie voor haar rekening. De concentratie van de productie is in Andere Europese landen al verder voortgezet. In Polen en Roemenië is de helft van de productie in handen van een ongeveer 5 procent of minder van de bedrijven. In Frankrijk is 10 procent van de bedrijven goed voor de helft van de productie.

“Het gezinsbedrijf, de family farm, wordt steeds meer een family firm”, aldus het LEI.

Beheer
WP Admin