AlgemeenOpinie

Werknemersvakbonden voorbeeld boer

Toen ik vorige week schreef dat Gert-Jan Oplaat het boegbeeld was van pluimveehouderij kwam er nogal wat commentaar. Dat is prima. Het is tenslotte maar mijn mening.

Eén reactie viel me extra op. Dat was het verwijt dat wij in ‘oorlogstijd’, nu met de vogelgriep dus, als één man moeten staan. En niet als verschillende belangengroepen tegen elkaar opstaan.

Helemaal mee eens. Alleen vind ik dat het nog meer geldt voor de tijd dat er geen vogelgriep is. Gezamenlijk optreden tijdens de vogelgriep is een soort van brand blussen. Het vuur moet met alle kracht bestreden worden. Het is echter een tijdelijk probleem. Dat gaat voorbij en daarna worden veel belangrijkere besluiten voor de sector genomen.

Daar doelde ik ook op toen ik Gert-Jan Oplaat tot boegbeeld verklaarde. Het was nu weer rommeltje in de publiciteit. Naast Oplaat waren Eric Hubers en Albert Jan Maat van LTO aan het woord. Ook Jacco Geurts presenteerde zich als representant van de sector. Een buitenstaande kon er geen touw aan vastknopen.

Eigen schuld. Als wij als boeren voor de 1.500 pluimhouders in ons land meerdere belangenverenigingen hebben, proberen die allemaal te scoren. Maar we missen wel het doel. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de circa 1.000 varkenshouders in ons land.

Daarom keek ik deze week een tikkeltje jaloers naar de werknemersvakbonden. Die verenigden zich in één club: FNV-bondgenoten. Tom Heerts is het boegbeeld van deze club en dat laat hij nu de wereld weten.

Dat moeten we ook willen in de landbouw. Het aantal ondernemers in de pluimvee, varkens- en melkveehouderij daalt snel. Als we de krachten niet bundelen worden we nog meer een speelbal in handen van de politiek.

Degene die daarvoor kiest, kiest ook weinig of geen invloed. Zowel in oorlog- als vredestijd.

Beheer
WP Admin