In het belang van de kinderen

Is het gezondheidsrisico dat een toepasser van een bestrijdingsmiddel loopt groter dan dat van een omwonende? Als dat zo is, moet er dan voor de omwonende een andere norm gelden dan voor de boer, tuinder of loonwerker?

Uit de kennis die nu beschikbaar is, valt op te maken dat mensen uit de agrarische sector te maken krijgen met een grotere blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen dan de omwonenden. De toelating en de gebruiksvoorschriften voor gewasbeschermingsmiddelen zijn mede gebaseerd op de mogelijke risico’s voor de toepasser. Is het dan nog nodig een aparte toetsing te maken voor omwonenden?

Ja, zegt de Gezondheidsraad in het advies dat woensdag werd uitgebracht aan staatssecretaris Wilma Mansveld (Infrastructuur en Milieu). Het CTGB moet bij de toelating van middelen ook kijken naar effecten voor omwonenden. Misschien niet eens om veronderstelde gezondheidsrisico’s te voorkomen, maar vooral om recht te doen aan de zorg van omwonenden van bollenpercelen en fruitteeltgebieden, over hun gezondheid.

Om meer te weten te komen wil de raad dat er een blootstellingsonderzoek komt bij omwonenden. Er zijn namelijk aanwijzingen dat  in sommige gevallen en het is allerminst zeker – vooral bij kleine kinderen – grenswaarden worden overschreden met mogelijke gevolgen voor de gezondheid.

De risico’s moeten hoe dan ook in beeld worden gebracht, want hier telt niet alleen het belang van de omwonenden, maar nog meer dat van de boeren en tuinders zelf. Van alle kinderen komen hun kinderen het eerst en het meest met de middelen in aanraking.