AlgemeenAchtergrond

Boer moet veel meer mest verwerken

De mestverwerkingscapaciteit stijgt, en de hoeveelheid te verwerken mest ook. Zwakke schakel blijft de export van onbewerkte mest.

De capaciteit van mestverwerkers bedraagt in 2015 22,5 miljoen kilo fosfaat. Dat is 3,5 miljoen meer dan in 2014. Voor ’16 wordt gerekend op een verdere stijging met 2,8 miljoen kilo op basis van projecten in de bouw en financieringsfase in 2015. Dat blijkt uit de ‘Landelijke inventarisatie mestverwerkingscapaciteit 2015’ door Bureau Mestafzet en het Mestverwerkingsloket, dat afgelopen week is gepresenteerd.

Grotere hoeveelheden

De hoeveelheid te verwerken mest groeit echter ook. De mestverwerkingspercentages gaan fors omhoog in het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM). Uitgangspunt in het advies is dat de hoeveelheid te verwerken mest moet groeien van 28 miljoen kilo fosfaat in 2015 naar 47,1 miljoen in ’16. Boeren in mestregio Oost zouden de dubbele hoeveelheid fosfaat moeten verwerken, in Zuid zouden boeren de helft meer moeten verwerken.
Voor de totale mestverwerking volgens de definitie van de mestwet telt ook export van onbewerkte mest mee. Inclusief die mestcategorie kwam de totale hoeveelheid verwerkte mest in 2014 uit op ruim 44 miljoen kilo fosfaat.
Zowel de inventarisatie mestverwerking als het advies van de CDM vormt een belangrijke basis voor de definitieve mestverwerkingspercentages die gaan gelden in 2016.


Weinig mestverwerking in Oost-Nederland

De inventarisatie van de verwerkingscapaciteit is gebaseerd op gegevens van ruim honderd bedrijven die zich bezighouden met mestverwerking; daarnaast is een inschatting gemaakt van de capaciteit bij niet-deelnemende bedrijven. De totale operationele capaciteit in 2015 komt uit op 22,5 miljoen kilo fosfaat. Daarvan komt circa 9 miljoen voor rekening van verbranding van mest (pluimveecentrale Moerdijk) en is ruim 3 miljoen kilo fosfaat verwerkt tot mestkorrels. De rest bestaat vooral uit gehygiëniseerde mest en compost.
Uit de inventarisatie blijkt de geringe capaciteit in het zogenoemde concentratiegebied (mestregio) Oost. In 2015 was bij de deelnemers de capaciteit minder dan 1 miljoen kilo fosfaat en er zit voor 2016 3,3 miljoen extra capaciteit in de pijplijn. De forse capaciteit in overig Nederland komt vooral doordat de capaciteit van BCM Moerdijk meetelt.

Meer mest verwerken

In het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet staan fors hogere percentages voor mestverwerking. De hogere percentages geven het zogenoemde basisscenario. Daarin is de mestproductie gelijk gesteld aan ’14 en wordt uitgegaan van volledige opvulling van de plaatsingsruimte in de gebieden Zuid en Oost. Verondersteld wordt ook dat de plaatsingsruimte voor fosfaat buiten die regio’s voor 85 procent wordt benut. Er is ook geen rekening gehouden met de vrijstellingen voor mestverwerkingen zoals voor stromest en regionale mestafzet, maar volgens het CDM hebben die een ‘relatief beperkt effect’. Volgens voorzitter Oene Oenema van het CDM gaat het om circa 3 miljoen kilo fosfaat als gevolg van de vrijstelling voor strorijke mest en 0,7 miljoen kilo fosfaat als gevolg van de vrijstelling voor regionale afzet binnen 20 kilometer.

Akkerbouw en groei melkveehouderij

Veel groter is het effect van een betere acceptatie van dierlijke mest buiten de concentratiegebieden (gebied Overig). Als in het gebied Overig de fosfaatruimte volledig opgevuld wordt met fosfaat uit dierlijke mest, zou de totale mestverwerkingsplicht dalen van 47 naar 33 miljoen kilo fosfaat. Maar dan kan geen fosfaat uit kunstmest gebruikt worden. Een stijging van de acceptatiegraad in Overig met 5 procent leidt tot verwerkingspercentages van 51 procent in Oost en 64 procent in Zuid. Ook het totale effect van vrijstellingen en van de groei van de melkveehouderij speelt een rol.
De groei van de melkveehouderij is volgens het CDM lastig te schatten omdat de effecten van het beleid nog niet duidelijk zijn. Het CDM rekent met een toename van melkveefosfaat van 4 miljoen kilo en dat het fosfaatplafond van melkvee (84,9 miljoen kilo fosfaat) niet wordt overschreden.


Groot effect pluimveemest

Als rekening gehouden wordt met de veel hogere verwerkingsgraad van pluimveemest, 70 tot 100 procent in de praktijk, is de verwerkingsplicht voor ‘overige mest (vooral varkens- en rundveemest) fors minder, concludeert het CDM. De verwerkingspercentages voor de overige mest zijn dan 20 tot 30 procent lager dan in het basisscenario. In hoeverre dat soelaas biedt, is afhankelijke van de mogelijkheid om de capaciteit van de pluimveesector te benutten voor andere sectoren. Dat kan bijvoorbeeld door het overdragen van mestverwerkingsplicht, maar dat is afhankelijk van in hoeverre er een schot blijft tussen de pluimveesector en andere sectoren.

Staatssecretaris Dijksma aan zet

De uiteindelijk vaststelling van de percentages voor 2016 zal later dit jaar gebeuren door staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken. In september 2014 adviseerde het CDM ook al om de verwerkingspercentages fors te verhogen. Dat advies heeft Dijksma toen niet gevolgd.
Ook nu geven de percentages in het advies de 
gewenste situatie weer en heeft de voorzitter van het CDM aangegeven dat de verhoging in 2016 waarschijnlijk lager zal zijn dan het advies. Dijksma gaf eind 2014 aan dat gestreefd wordt naar evenwicht op de mestmarkt in 2017 en dat de verwerkingspercentages realistisch moeten zijn. Tegelijkertijd moeten de percentages wel stimuleren dat er extra verwerkingscapaciteit komt.
In de komende weken volgt overleg tussen de sector en het ministerie van Economische Zaken. De verwachting is dat op korte termijn daarna de verwerkingspercentages worden vastgesteld door de staatssecretaris.

Beheer
WP Admin