AlgemeenAchtergrond

De Heus: ‘Wij kunnen verliezen boeren niet financieren’

De veehouderij maakt moeilijke tijden door. Maar voer op de pof kopen kan bij De Heus niet. Topman Co de Heus is optimistisch over de toekomst, maar blijft zakelijk. Een interview over de Nederlandse veehouderij, over de internationale groeistrategie van Koninklijke De Heus en over het bijzondere karakter van familiebedrijven.

Dit jaar kreeg Koninklijke De Heus de prijs ‘Familiebedrijf van het Jaar’, een onderscheiding in het leven geroepen door ondernemer John Fentener van Vlissingen. Ze zijn er trots op in Ede. De oorkonde staat centraal in de ontvangsthal van het hoofdkantoor. Company pride is een hele sterke motivator voor mensen om binnen een bedrijf met plezier te werken’, verklaart CEO Co de Heus. Volgens hem heerst bij De Heus een ‘winnaarsmentaliteit’: ‘We willen voortdurend verbeteren op alle aspecten.’

Met ‘familiebedrijf’ kun je nog veel kanten op. Het is een containerbegrip. Jullie klanten, veehouders, zijn ook familiebedrijven. Maar van een heel andere omvang. Waar zit de overeenkomst?

“In het ondernemerschap. Ook al is de omvang verschillend, het is je eigen bedrijf waar je voortdurend mee bezig bent. Die passie is bij mij net zo aanwezig als bij onze klanten. Bij familiebedrijven is in het algemeen het commitment groter dan bij een beursgenoteerd bedrijf of een coöperatie. Dat geeft een grotere continuïteit, loyaliteit en minder verloop onder het personeel. De sociale samenhang is groot.”


Zit dat de dynamiek niet in de weg?

“Mede daarom is groei belangrijk. Dat je nieuw bloed binnen je organisatie kunt halen. Dat je goeie mensen promotie kunt laten maken. Als je stilstaat, raak je op elkaar uitgekeken.”

‘De Heus is an unique animal. Er is geen diervoedingsbedrijf dat één op één op ons lijkt.’

De Heus heeft een groeistrategie?

“Jazeker. Maar het gaat niet alleen om de getalletjes. Als familie vinden we het belangrijk om bij te dragen aan een efficiënte, zekere en veilige voedselvoorziening in de wereld. De kern van wat wij doen is: zo efficiënt mogelijk dierlijke eiwitproductie mogelijk maken. In veel landen worden grondstoffen verspild, omdat de bedrijfsvoering er suboptimaal is. Dus wij zijn naar die landen toegegaan, vooral emerging markets. Oost-Europa, China, allemaal landen die meestal om politieke redenen achterop zijn geraakt. Daar snijdt het mes aan twee kanten. Als wij daar komen en we implementeren onze kennis, zijn we als bedrijf succesvol en leveren we een bijdrage aan de veehouderij in die landen.”

Hoe ziet die groeistrategie eruit? Is er een duidelijk omschreven doel: daar willen we over tien jaar staan?

“Een gezonde onderneming genereert cashflow. Die willen we herinvesteren in het bedrijf. De groeistrategie bestaat uit drie elementen: organische groei, groei via acquisities en verbreding. De eerste is de belangrijkste motor. Gewoon meer klanten erbij krijgen dan kwijtraken doordat je onderscheidend bent. Ook willen we in bestaande markten de diverse processen steeds beter doen. hier gaat het om operational excellence. De tweede strategie passen we toe in ontwikkelende markten. Daar starten we met kleine overnames, om voet aan de grond te krijgen. Daarna gaan we organisch groeien. Op de wat meer verzadigde markten moeten we met grotere acquisities marktpositie verwerven. En tenslotte groeien we door verbreding. We maken zelf premixen. Recentelijk is de bouw afgerond van twee nieuwe premixfabrieken; één in Nederland en één in Polen. Achterwaartse integratie noemen we dat. Eigenlijk willen we al onze ingrediënten enkelvoudig inkopen. In Rusland en Brazilië deden we dat al, in Polen en Nederland nu ook. Dan bereik je een schaalgrootte dat je kortingen kunt bedingen en rechtstreeks de vitamines en aminozuren kunt inkopen in China. We gaan ons eigen inkoopkantoor in China vestigen.”

De Heus: ‘Wij kunnen verliezen boeren niet financieren’



Koos Groenewold

Zit u nu in de landen waar u wilt of zijn er nog witte vlekken op de kaart?

“Wij zullen ons niet beperken tot de landen waar we nu zitten. Daar zullen nog wel wat bij komen. We kijken daar voortdurend naar. In Servië hebben we geïnvesteerd, maar ook in Myanmar gaan we een nieuwe fabriek bouwen.”

Ik kan me voorstellen dat jullie als broers in een jolige bui wel eens samen voor een wereldkaart staan met pijltjes in de hand: waar zullen we nu eens op mikken?

“Haha, nee zo gaat dat niet. We maken grondig jarenlang studie van een land voor we ergens in stappen.”

Wat zijn de meest kansrijke landen?

“We gaan ontzettend hard in Vietnam. We zijn daar begonnen in 2009 en we hebben er sindsdien elk jaar 30 procent groei. Dit jaar gaat het van 500.000 naar 700.000 ton voer voor varkens, maar ook pluimvee, rund en vis. Volgend jaar gaan we naar 900.000 ton. Dat is allemaal autonome groei. Rusland ontwikkelt zich ook goed. In Brazilië hebben we hard aan de organisatie gewerkt, ik verwacht dat we daar nu ook stappen gaan zetten.”

‘De marges in de mengvoerindustrie laten het niet toe dat wij de betaaltermijnen sterk kunnen uitbreiden.’

Is dit concept van mengvoer produceren typisch Nederlands? Iets waar de hele wereld op zat te wachten zodat je het nu overal uit kunt rollen?

“Kennis over de voedingswaarde van grondstoffen is in ieder geval één factor. Nederland is hierin een gidsland. Er is heel veel kennis over veehouderij en over toepassing van voeder in verschillende omstandigheden. Verder is het bij ons gebruikelijk dat een buitendienstman de stal ingaat. In andere landen is dat vaak niet zo. Een derde aspect: Nederlanders zijn reizigers. Wij hebben minimaal 50 superspecialisten die overal naartoe gaan. Dat kan alleen als die mensen het leuk vinden om in een vliegtuig te stappen naar Vietnam en met een jetlag in 35 graden te moeten werken. Een Duitser of een Zwitser blijft liever thuis. Er zit dus ook een culturele kant aan.”

Wie zien jullie als je concurrent op het wereldtoneel?

“Eigenlijk kun je zeggen: De Heus is an unique animal. Er is geen diervoedingsbedrijf dat één op één op ons lijkt. Er zijn wel wereldspelers, maar die zijn toch allemaal heel anders. Denk aan Nutreco of Cargill. Die laatste is gigantisch. Als je ons weer vergelijkt met Forfarmers en Agrifirm dan zijn wij nog internationaler dan zij. Onder de grootste voerproducenten zie je veel Chinese bedrijven, maar die blijven vooral in China. Er is ook een aantal grote integraties, zoals in Brazilië en Amerika, maar bedrijven die zich puur op diervoeding richten zijn er niet zo veel. De hele grote producenten volgen vaak het geïntegreerde model.”

Is integratie met veehouderijen voor jullie een optie?

“Nee. Onze strategie is focus. Bedrijven die integreren, moeten de hele keten financieren. Die komen niet meer aan internationaliseren toe. Als je focust op één ding, zoals wij, dan kun je internationaliseren.”

‘We gaan ontzettend hard in Vietnam. We groeien daar 30 procent per jaar.’

Speelt de Russische boycot jullie parten?

“Nee. Rusland streeft om politieke redenen naar zelfvoorziening. Lokaal producerende bedrijven zoals wij doen het dus juist heel goed. Wij produceren daar sinds 2009 premixen voor de grote bedrijven die daar ook hun eigen mengvoerfabrieken hebben. Nu zijn we marktleider. We hebben er ook een biggenvoerfabriek gebouwd. Wij hebben in deze markt een joint-venture met onze Russische partner en worden daar als Russisch bedrijf gezien.”

Ondanks de groeistrategie was de financiële omzet min of meer stabiel, de afgelopen twee jaar.

“Ik kijk liever naar de afzet in tonnage dan naar de omzet in euro’s. In afzet groeien we zeven tot acht procent per jaar. De omzet is sterk afhankelijk van de schommelende prijsniveaus. Volume wordt niet veel door prijs beïnvloed. In Nederland groeien we ook nog steeds twee tot drie procent per jaar. We groeien dus ook in marktaandeel.”

De Nederlandse voerwereld is al flink samengeklonterd. Is dat nu klaar, of komen er nog meer overnames en fusies?

“Zeg nooit ‘nooit’. Wij staan ervoor open. De laatste jaren zijn vooral regionale coöperaties samengekropen. Coöperaties fuseren, maar familiebedrijven moeten acquireren.”

De grondstoffenprijzen zijn laag, sommigen spreken van malaise of zelfs ‘paniek’ op de markt.

“Door onze bril gezien gaat het goed. Goedkoper voer is goed voor onze klanten. Op dit moment ziet de aanvoer er goed uit. De prijzen zijn al een heel eind gedaald. Veel lager zal het niet worden. Voor komend half jaar is niet te verwachten dat de grondstofprijzen hard omhoog zullen gaan.”

Volgens sommigen heeft Nederland zijn beste tijd gehad als vooraanstaand landbouwland. Wat vindt u?

“Een aantal sterke punten staat nog steeds overeind. Maar de regelgeving is hier absoluut een belemmerende factor. Toch is er wel degelijk dynamiek. Niet alleen in schaalvergroting maar ook in automatisering van het boerenbedrijf, nieuwe stalsystemen en in het industriële conglomeraat rondom boerenbedrijven. Nederland is nog steeds ongelooflijk sterk. Vergelijk dat eens met een land als Tsjechië. De landbouw ontwikkelt zich daar niet omdat het agro-industriële complex er niet vooruit komt. Hier zie je dat in de varkenshouderij, dat is hier de zwakste sector.”

‘Voor komend halfjaar is niet te verwachten dat de grondstofprijzen hard omhoog zullen gaan.’

Is groei nog mogelijk in Nederland voor de veehouderij?

“Mestverwerking is de bottleneck. Daarvoor moet de regelgeving aangepast worden. De export van fosfaat wordt niet afgetrokken van de productie, in verband met dat fosfaatplafond. Dat moet natuurlijk wel. Als je zegt: de landbouw is een topsector, dan moet je ook consequent zijn en ruimte bieden voor duurzame groei. Wat is dat nou voor flauwekul om stug te gaan zitten doen? We zijn steeds verder aan het opschuiven in dierenwelzijn, laten we dat met milieu ook doen. En maak de weg vrij voor echte professionele mestverwerking. We moeten toch naar de circulaire economie toe?”

De angst is intensivering van melkveehouderij los van grond.

“Ach. De vleeskuikenhouderij is ook zeer intensief. Maar tegelijk zijn die een draai aan het maken naar welzijnsvriendelijke systemen. Dus als je eisen stelt aan welzijn, dan is er met intensieve veehouderij helemaal niks mis. En wil je 9 miljard mensen voeden, dan heb je die nodig.”

Dus het is ook niet erg als de koe uit de wei verdwijnt, en de melkveehouderij grondloos wordt?

“Nee. Een koe heeft ruwvoer nodig. Dat staat wel vast. In Japan importeren ze ruwvoer. Dat kan allemaal, als het economisch rendabel is.”

Vindt u het woord ‘crisis’ op zijn plaats voor de huidige situatie in de varkenshouderij?

“Nou ja, we hebben al meerdere moeilijke fases gehad. Er is nog steeds een varkenshouderij in Nederland en die blijft er ook wel, maar de sector heeft het inderdaad bijzonder moeilijk.”

‘De regelgeving is hier absoluut een belemmerende factor voor de veehouderij.’

Moet de varkenshouderij krimpen?

“Als in Europa de consumptie terugloopt, dan zullen er minder varkens geproduceerd moeten worden. Maar of dat in Nederland of Duitsland of Frankrijk of waar ook is, hangt af van de concurrentiekracht. Het is nu overal slecht, maar dat betekent niet het einde van de varkenshouderij in Nederland. Dat is onzin. Vraag en aanbod zijn niet in balans. Dus worden er verliezen geleden. Daardoor zullen boeren stoppen, in Nederland en elders. En dan zal de markt weer in balans komen en kan er weer geld verdiend worden.”

De vraag is dus: koud of warm saneren? Is sturing nodig?

“Daar ga ik niet over. Er is ook discussie over de schotten tussen de sectoren. Ik ben econoom. Vanuit de economische theorie gekeken is er één fosfaatmarkt. Met schotten ga je fosfaat inefficiënt benutten. De varkenssector moet eigenlijk gesaneerd worden. De pluimveesector doet het goed. In de vleeskuikensector is een enorme omschakeling gaande naar welzijnsvriendelijke concepten. Daarvoor is veel meer stalruimte nodig. Dat geeft gigantische problemen in verband met regelgeving. Boeren die bijbouwen willen het meteen goed doen, dus die bouwen extra bij. En dan moeten ze pluimveerechten kopen. Wat is er nou op tegen om die rechten van de varkenshouder die een lege portemonnee heeft te laten kopen door die pluimveehouder die wel geld heeft en wil investeren in dierenwelzijn? Veel partijen hebben zich druk gemaakt over het welzijn van de kippen. Nu zijn er afspraken gemaakt. Consumenten zullen daardoor weer aanhaken, de vraag zal dus groeien. Het kan toch niet zo zijn dat die sector aan het eind van het liedje met 20 procent gekrompen is?”

Merken jullie financiële problemen bij veehouders?

“Ja, het komt voor dat klanten met ons in overleg treden omdat ze aan zien komen dat de portemonnee leeg raakt. Echter, de marges in de mengvoerindustrie laten het niet toe dat wij de betaaltermijnen sterk kunnen uitbreiden. Dan zijn we de verliezen van de boeren aan het financieren. Dat is geen optie voor ons. Om te beginnen is het niet onze functie. Daarnaast hebben we het apparaat er niet voor om de financiële positie van boeren te beoordelen. Banken wel. Bovendien: we hebben het kapitaal helemaal niet om de varkenshouderij in Nederland overeind te houden.”

Dus betaaltermijnen zijn dus zoals ze zijn, in goede en in slechte tijden, en daar houdt u uw klanten aan?

“Ja, daar moeten we wel strikt in zijn. Bij ons zijn de betaaltermijnen niet substantieel groter dan ze altijd zijn geweest. Maar over het algemeen denk ik dat veehouders dit soort dingen met de bank bespreken en dat ze als het echt niet meer gaat, tijdig tot het inzicht komen dat ze richting bedrijfsbeëindiging gaan. Boeren zijn niet zo onverantwoordelijk dat ze het erop aan laten komen en dat ze nog wel dieren hebben maar geen voer.”

Over financiering: breed klinkt het dat nieuwe financieringsvormen nodig zijn. Ook banken zeggen dat. Ziet u hierin een rol voor uzelf?

“Nee, daar zie ik niks in voor ons, maar ook in alternatieve financieringsvormen zie ik geen heil. Crowdfunding, zie je het voor je? Ik zie het niet gebeuren. Traditioneel werd het boerenbedrijf grotendeels met eigen vermogen gefinancierd. Door de schaalvergroting is men geld gaan lenen. Misschien is dat in sommige gevallen wat te ver gegaan. Maar ik zie dat niet heel erg veranderen.”

Er is een soort tendens dat grote veehouders zelf grondstoffen aankopen en zelf hun voer gaan mengen. Zit daar wat in?

“Dat is vooral een logistiek verhaal. Misschien is het in een enkel geval interessant, maar over het algemeen is het een stap terug in ontwikkeling. Boeren die daarvoor kiezen denken dat ze veel te veel betalen voor mengvoer, terwijl dat een heel concurrerende markt is. Maar zijn ze zich wel bewust van de grote verschillen in kwaliteit in de grondstoffen? Wij hebben daarvoor laboratoria. In regio’s met een grote lokale graanproductie kan het logistiek voordeel hebben, zoals in Duitsland, Polen en Frankrijk. In Nederland blijven we afhankelijk van import, en de logistiek daarvan wordt niet beter als boeren zelf grondstoffen gaan inkopen. Ik denk verder dat soms wordt onderschat wat er bij komt kijken om mengvoer te produceren van constant hoogwaardig niveau.”

‘Laat je niet direct ontmoedigen door periodes van lage prijzen.’

Ziet u toekomst voor nieuwe voergrondstoffen zoals Europese soja, lupine, insecten, algen, et cetera?

“Wat we moeten doen, is zorgen dat de soja in Zuid-Amerika duurzaam geproduceerd wordt. Dat is de oplossing. Transportkosten over water zijn bijzonder laag. Europese lupine is prima, maar dan krijg je straks een graantekort. En insectenmeel … nou ja, als dat ooit wat wordt … Dat is ook indirecte eiwitproductie. Waarom zou je dat insectenvoer niet rechtstreeks aan het vee geven? Voor zoutwatercultuur zijn er misschien wel mogelijkheden, maar dat is echt toekomstmuziek. Misschien komt dat in beeld als de wereldbevolking naar 18 miljard gaat.”

Heeft u een advies aan boeren?

“Laat je niet direct ontmoedigen door periodes van lage prijzen. Houd dit voor ogen: als jij efficiënt produceert en je hebt pijn, dan zijn er een heleboel die minder efficiënt produceren en veel meer pijn hebben. En uiteindelijk herstelt het evenwicht zich wel weer.”


Lees ook: De Heus tornt niet aan betaaltermijnen.

Beheer
WP Admin