Het project De Energieboerderij loopt af. Energiegewassen kunnen in Nederland duurzaam worden geteeld, luidt de conclusie. “Maar er ontbreekt nog een gevoel van urgentie.”
Hoe wenselijk is het gebruik van biobrandstoffen? De discussie daarover wordt vaak vertroebeld door onzuivere gegevens. Daarom is in 2008 het project De Energieboerderij gestart, vertelt Joep Hermans, voorzitter van de stuurgroep die het project heeft begeleid. ”Er zijn uiteenlopende gegevens over hoe efficiënt gewassen energie produceren en in hoeverre dit de uitstoot van broeikasgassen vermindert. Dit maakt de discussie onzuiver. Met dit project willen we goed onderbouwde kengetallen produceren om een zinvolle bijdrage te leveren aan de discussie.”
De Energieboerderij heeft zich beperkt tot drie gewassen: energiemais, bieten en koolzaad, aldus Chris de Visser. Hij is manager van Acrres, een adviesbureau voor hernieuwbare energiebronnen. De drie gewassen zijn door vijftien boeren geteeld. De mais en de bieten zijn vergist voor de productie van biogas; van het koolzaad is puur plantaardige olie gemaakt. Het onderzoeksinstituut PPO-WUR heeft er onderzoek naar gedaan. De Visser: “De onderzoekers hebben alle input van energie meegenomen, van zaadje tot en met de vergister. Zelfs de energie die nodig is om de machines, de trekkers en het zaaizaad te produceren, is meegenomen in de berekeningen. ”
Het onderzoek heeft vier jaar geduurd en wordt eind dit jaar afgesloten. De Visser concludeert uit de resultaten dat energiegewassen duurzaam geteeld kunnen worden in Nederland. ”De onderzochte gewassen voldoen ruimschoots aan de duurzaamheidsnormen die de Europese Unie stelt in de richtlijn voor hernieuwbare energiebronnen (Renewable Energy Directive).”
Bieten scoren het beste op het gebied van duurzaamheid, zegt De Visser. ”De teelt en vergisting van bieten geeft een energie-efficiëntie van 90 procent en het vermindert de CO2-uitstoot met 79 procent ten opzichte van het gebruik van fossiele brandstoffen. Er zat weinig spreiding tussen de verschillende percelen.”
De teelt en vergisting van energiemais leidde tot een CO2-reductie van 74 procent en een energie-efficiëntie van 89 procent. De Visser: ”Ook hier zat weinig spreiding tussen de percelen. Wel blijkt er veel verschil te zitten tussen de maisrassen.”
Koolzaad scoorde wat minder, met een energie-efficiëntie van gemiddeld 72 procent en een CO2-reductie van 27 procent. Maar hier zat een enorme spreiding tussen de percelen. Hermans schrijft dat toe aan de lastige groeiseizoenen tijdens het onderzoek. ”Het was in het voorjaar vaak droog en tijdens de oogst was het nat. In Zuid-Limburg oogstten de telers dertig procent meer koolzaad per hectare dan op de zandgronden. Dat scheelt enorm in de energie-efficiëntie en de CO2-reductie.”
Bovendien is het koolzaadstro niet vergist omdat het daar ongeschikt voor is. Hermans: ”Dat maakt koolzaad minder efficiënt als energiegewas ten opzichte van suikerbieten en mais. Bij die gewassen wordt immers de gehele plant in energie omgezet. Bovendien komt bij de afbraak van organische stof in de grond lachgas vrij, dat ook het broeikaseffect versterkt. Toch scoort koolzaad nog altijd boven de eisen die Brussel stelt in de RED.”
De Visser verwacht dat de energiegewassen nog beter kunnen presteren dan ze in het onderzoeksproject hebben gedaan. ”We hebben geen rekening gehouden met de warmte die vrijkomt in de WKK-motor. Bovendien hebben we in het onderzoek de hele bieten- en maisplanten vergist. Maar bij mais kun je de korrels en het stro gescheiden oogsten. Van de korrels kunnen je bio-ethanol maken en het stro kan in de vergister. Je kunt ook nog het zetmeel uit de korrels halen voor de ethanolproductie en het eiwit apart verkopen. Bij bieten kun je bijvoorbeeld het eiwit of de vezels uit de bladeren halen.”
Dat maakt het economisch interessanter, zegt De Visser. ”De Energieboerderij heeft alleen gekeken naar de duurzaamheid van de teelt en de energieopwekking met deze gewassen. We hebben geen kosten-baten-analyse gemaakt. Maar door de planten voor meerdere doeleinden te gebruiken, is het economisch rendabeler te maken.”
Door de hele plant te oogsten wordt meer organische stof afgevoerd dan wanneer het maisstro of het bietenblad achterblijft op de akkers. De Visser zegt dat telers dit kunnen compenseren met groenbemesters. ”We willen meer onderzoek doen naar de relatie tussen de afvoer van biomassa en het gehalte organische stof in de grond.”
Door het digestaat dat na de vergisting overblijft terug te brengen op de percelen, wordt organische stof aangevoerd. De Visser: ”Maar dan is het wel wenselijk dat de overheid de mestwetgeving verandert. Nu wordt digestaat op één lijn gezet met dierlijke mest. Het is technisch mogelijk het digestaat te scheiden in stikstof, fosfaat en organische stof. Dan kun je de organische stof terug brengen op de akkers en de stikstof en het fosfaat afzetten als grondstof voor de kunstmestproductie.”
Binnen De Energieboerderij heeft het IRS de teelt van winterbieten onderzocht. Die worden in augustus gezaaid en het voorjaar daarop geoogst voor de vergister. Maar de onderzoekers zien daar geen brood in. De teelten zijn mislukt omdat de bieten te klein bleven of kapotvroren. Bovendien zijn bieten lastiger lang te bewaren en daarom niet jaarrond beschikbaar voor de vergister.
Verder verricht het PPO nog metingen naar de uitstoot van lachgas uit de bodem bij de afbraak van organische stof, zegt projectleider Jan Kamp. ”We willen weten of de uitkomst van een rekenmodel van het IPCC (het klimaatpanel van de VN) wel overeenkomt met de werkelijke uitstoot van lachgas. Lachgas is een broeikasgas dat veel schadelijker is dan CO2. Het telt zwaar mee in de uitkomsten. We willen daarom zeker weten of dit klopt.”
In een ander project is ook onderzoek gedaan naar een combinatieteelt. Kanp: ”Dan zaai je na vroeg geoogste mais winterrogge, die je in het voorjaar oogst. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. Ook hebben we van een paar alternatieve energiegewassen demonstratievelden aangelegd, zoals reed canary grass, mariadistel, switchgrass, pennycress en deder. We willen in een vervolgonderzoek ook deze gewassen testen op duurzaamheid.”
Het is niet duidelijk of De Energieboerderij een vervolg krijgt. Volgens De Visser wordt nagedacht over de oprichting van een apart bedrijf of een instituut om de ontwikkeling van energiegewassen verder te helpen. ”Een knelpunt is dat voor een biobased economy hele nieuwe ketens moeten worden opgezet. Afnemers van biomassa willen een constante aanvoer van voldoende omvang. Telers willen zekerheid dat hun gewassen worden afgenomen. Technisch is veel mogelijk om energie en grondstoffen uit biomassa te winnen. De vraag is wie het voortouw neemt.”
Hermans denkt dat werken aan een biobased economy noodzakelijk is. ”De aardolie raakt een keer op. Maar er ontbreekt bij de overheid en het bedrijfsleven nog een gevoel van urgentie. De economie van de dag wint het helaas nog steeds van de economie van de langere termijn.”
Engergieboerderij
Het project Energieboerderij is op 1 juli 2008 van start gegaan en loopt dit jaar af. De resultaten worden gepresenteerd op het openingssymposium van de Detaf, de vakbeurs voor duurzame energie. Die vindt plaats van dinsdag 22 tot en met donderdag 24 november in de Evenementenhal in Venray.
In het project zijn drie biomassaketens onderzocht. De eerste is de teelt van energiemais die wordt vergist in een covergistingsinstallatie. Het tweede gewas betreft suikerbieten die eveneens worden vergist in een covergistingsinstallatie. Het derde gewas is koolzaad waarvan het zaad wordt geperst tot pure plantaardige olie (ppo). Het project heeft een praktisch en transparant meetsysteem ontwikkeld waarmee de duurzaamheid van de productie van biomassa kan worden bepaald.
De Energieboerderij is een initiatief van de Vereniging Innovatief Platteland. Het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO-AGV), onderdeel van Wageningen UR, verzorgt de technische leiding en coördineert de activiteiten op het gebied van maïs en koolzaad. Ook ontwikkelt PPO-AGV het meetsysteem voor duurzaamheid van biomassa. De activiteiten rondom de suikerbieten worden door het bieteninstituut IRS gecoördineerd.
Het project kostte 1,4 miljoen euro en is gefinancierd door het ministerie van ELI, Wageningen UR, provincie Limburg, Limburgse Land- en Tuinbouw Bond, Productschap Akkerbouw, Cosun, IRS, Argos Oil, afvalverwerker Attero (voorheen Essent Milieu), koolzaadcoöperatie Carnola, Vitelia Voeders, HAS Kennistransfer en OCI Agro (voorheen DSM Agro).