Foto: Pixaby BoerenlevenAchtergrond

Oudste kind vaak de bedrijfsopvolger

Vaak wordt het oudste kind gezien als bedrijfsopvolger. Er lijkt minder aandacht voor de andere kinderen.

Of je wel of niet de opvolger wordt van een agrarisch bedrijf hangt niet zozeer af van je motivatie en je ondernemerskwaliteiten, het hangt veel meer af van je positie in het gezin. Het is – mits het om een jongen gaat – namelijk opvallend vaak de eerstgeborene die de beoogde opvolger is, zo blijkt uit onderzoek van Hogeschool Windesheim Zwolle in samenwerking met Aeres Hogeschool in Dronten.

Onbewust is er vaak meer aandacht voor het oudste kind

Eerstgeborenrecht

De vraag vooraf was: is er voldoende aandacht voor de verschillende perspectieven van alle betrokken gezinsleden? Dat bleek heel vaak niet het geval. De eerstgeboren jongen lijkt een zogenaamd primogenituur te hebben, een eerstgeborenrecht. Dit systeem, alleen nog in gebruik bij koningshuizen, is al eeuwenoud en ooit bedacht om conflicten rondom erfverdeling te voorkomen. Behalve bij koningshuizen, lijkt het dus ook nog voor te komen bij boerenfamilies. Dat heeft effect op de kinderen die later geboren zijn. “Dat zij veel minder vaak het bedrijf overnemen, is geen toeval”, denkt Jelle Bouma. Hij is verbonden aan het Landelijk Expertisecentrum Familiebedrijven en als zodanig betrokken bij het onderzoek. “Bij het eerste kind denk je als ouders misschien onbewust al aan een opvolger. Als het kind dan later op een traptrekker rondrijdt en het ook nog leuk vindt om te helpen met koeien voeren, wordt die gedachte al sterker. Zonder dat je je er bewust van bent, ga je op dat kind meer letten, er komt meer de nadruk op te liggen. Naar een tweede en eventueel volgende kind, wordt anders gekeken. Het beeld ontstaat dat die het toch niet wordt, want de eerste toont immers al interesse. Dat gaat vervolgens een eigen leven leiden. Ik zou ouders adviseren om ook goed naar hun andere kinderen te kijken als het om voortzetting van het bedrijf gaat. Als je kind er namelijk al vanuit gaat dat hij of zij het bedrijf toch niet zal overnemen, dan gaat het zich daar ook niet op richten. Terwijl hij of zij er misschien wel betere capaciteiten voor heeft dan de eerstgeborene.”

Dit onderscheid gaat gepaard met nogal wat gevoeligheden. Gaandeweg vraagt de niet-opvolger zich af: als ik het dan toch niet word, waarom werk ik dan eigenlijk nog zoveel mee? Waar ligt mijn eigen toekomst eigenlijk?

Lees verder onder foto

Het advies is dat ouders naast naar het oudste kind ook goed naar hun andere kinderen te kijken als het om voortzetting van het bedrijf gaat. - Foto: Pixaby

Het advies is dat ouders naast naar het oudste kind ook goed naar hun andere kinderen te kijken als het om voortzetting van het bedrijf gaat. – Foto: Pixaby

Bedrijf gaat voor alles

Het zijn vragen die pas later gaan spelen, de gevoeligheden komen in het onderzoek onder eerstejaarsstudenten nog niet duidelijk naar voren. Ze zijn 18, 19 jaar en nog erg loyaal, thuis is heilig en ze werken er volop mee. Praten over hun situatie? Uit de enquête bleek dat de niet-opvolgers daar minder belang aan hechten dan de wel-opvolgers. De niet-opvolgers vinden het ook minder belangrijk dat er rekening gehouden wordt met hun wensen, het bedrijf gaat voor alles. Ook de ongelijke vermogensverdeling wordt daarom niet als probleem gezien. In de enquête gaven zowel de opvolgers als de niet-opvolgers aan dat ze een gelijkwaardige vermogensverdeling simpelweg niet mogelijk achten. Zou dat wel moeten, dan zou het bedrijf sneuvelen en dat is iets wat ze willen voorkomen.

Een boerderij wordt, ook na de overname, door niet-opvolgers nog vaak als ‘onze boerderij’ gezien

De niet-opvolgers accepteren daarom de situatie maar het bedrijf vervolgens helemaal loslaten, dat doen ze meestal niet. Er blijft een lijntje. Op de vraag bijvoorbeeld of de opvolger de vrije beschikking heeft om het bedrijf te verkopen, zeggen de broers en zussen duidelijk ‘nee’. Ron Methorst, docent bij Aeres Hogeschool: “Ik sprak laatst iemand wiens broer het bedrijf had overgenomen maar er na een paar jaar een bedrijfsleider op had gezet om zelf wat anders te gaan doen. Dat lag gevoelig want de zus was er altijd vanuit gegaan dat haar kinderen konden logeren op de boerderij. En nu zat er ineens een vreemde op. Het geeft aan dat een boerderij, ook na de overname, door niet-opvolgers nog vaak als ‘onze boerderij’ wordt gezien.”

Gehavende harmonie

Dat kan voor wrijving zorgen en soms zelfs voor ruzies waar de boerderij aan ten onder kan gaan. Daarom hameren coaches er zo vaak op dat ook de niet-opvolgers al heel vroeg meegenomen moeten worden in het overnameproces. Dat dit nog steeds niet overal gebeurt, blijkt wel uit de vele mediators en coaches die volop werk hebben om een gehavende harmonie in boerengezinnen te herstellen. Tegen die achtergrond noemen de onderzoekers het belangrijk dat er meer aandacht komt voor de grote groep niet-opvolgers. Zij zijn namelijk minstens zo belangrijk als de wel-opvolgers want als zij de opvolger niets gunnen, kan hij of zij het bedrijf immers niet voortzetten. Methorst: “Ons advies zou dan ook zijn om niet alleen de accountant bij het overnameproces te betrekken maar ook iemand die het emotionele proces begeleid. Dat kon weleens de beste investering zijn die je kunt doen.”

Niet-opvolger blijft hopen

361 Studenten van Aeres Hogeschool in Dronten vulden een enquête in over bedrijfsopvolging, de meesten hebben thuis een bedrijf. Van de eerstejaars schat de meerderheid de kans hoog in dat ze het bedrijf later overnemen. Naarmate de opleiding vordert, neemt de inschatting van deze kans af. Volgens mede-onderzoeker Jelle Bouma komt dit mogelijk door toenemend realiteitsbesef. Effect van de stikstofmaatregelen kan het niet zijn, de enquête is gehouden nog voordat dit speelde.

Studenten die het bedrijf niet over gaan nemen, houden de deur echter wel op een kier. Ze schatten de kans dat het voor hen ooit alsnog tot een overname komt, op zo’n 60%. Bouma: “Er kunnen omstandigheden zijn die maken dat het eerste kind het bedrijf toch niet voortzet. Waarschijnlijk is het volgende kind dan bereid om het alsnog te doen. Die inwisselbaarheid, is typisch voor de landbouw. En dat duidt er ook op dat bedrijfsovername eigenlijk nooit helemaal af is. Het streven om het bedrijf te behouden, is er altijd.”

Meer weten over het onderzoek? Neem dan contact op met jelle.bouma@windesheim.nl

Beheer
WP Admin