1965: opkrikken en opzij kiepen

De jaren twintig van de vorige eeuw staan bekend als de roaring twenties, ofwel de roerige jaren twintig. De Eerste Wereldoorlog was voorbij, de sfeer was optimistisch en vrolijk, de auto was in opkomst, net als geëmailleerde pannen en gasstellen en korte rokken raakten in de mode. Aan de rand van steden werden nieuwe groene woonwijken aangelegd, er werd een begin gemaakt met de Zuiderzeewerken en de eerste ruilverkaveling (op Ameland) kwam erdoor. Kortom, er gebeurde enorm veel.

Roaring sixties

Op die manier zou je de jaren zestig wel de roaring sixties voor de landbouw kunnen noemen. De mechanisatie zette stevig door, werkpaarden maakten plaats voor trekkers, zakgoed werd bulk en de bijbehorende boerenkarren transformeerden tot hydraulisch bediende kippers. Dat alles ging uiteraard niet van de ene op de andere dag.

De introductie van hydrauliek verlichtte het werk enorm. Nog steeds zeggen boeren anno nu dat ze liever iets met oliedruk dan met bloeddruk doen. Bij gebrek aan oliedruk én aan een kipkar, koos de eigenaar van de kar op de foto er in 1965 voor om een krik te gebruiken. – Foto: Misset

De wanden van de kar op de foto zijn weliswaar aan alle kanten opgehoogd, vermoedelijk om er bulk mee te kunnen vervoeren, maar het geheel is nog niet voorzien van hydrauliek om te kippen. Lading lossen kon door de achterklep weg te halen en de boel er handmatig uit te schuiven. Anderen kantelden de kar in zijn geheel achterover met behulp van een dommekracht, al dan niet voorzien van een extra lange tandheugel. Op die manier kon je ook onder de kar om daar een bout vast te draaien of de bodem te schilderen. Op de foto is gekozen de kar iets opzij te kantelen met behulp van een stalen geul en een krik.

Dit artikel is te lezen in Boerderij 17 van dinsdag 21 januari en is onderdeel van de rubriek Zo ging het toen