1965: elke dag even uit de kraamkooi

Biggen bleven vroeger tot een leeftijd van zes weken bij de zeug. Als ze stevig genoeg op de pootjes stonden, kon de kraamkooi weg. Dat scheelde de boer een hoop werk. – Foto: misset

Een onderzoek van Wageningen UR uit 1962 vermeldt dat zeugen in het kraamhok individueel gevoerd dienden te worden. Dat geschiedde nog door met emmers brij te sjouwen. Enkelen maakten centraal een grote kar brij en schepten daar ter plekke de benodigde hoeveelheid uit. Vanwege de grote verschillen tussen kraamzeugen, de één had 6 biggen, de ander 10, werd automatiseren onmogelijk geacht.

Hokinrichting

Aan alle kanten werd geëxperimenteerd met het verminderen van de arbeid. De hokinrichting was daarbij een speerpunt. Het gebruik van een kraamkooi zoals op de foto, was er om te voorkomen dat de zeug haar biggen zou doodliggen. Maar zo’n kooi vergde ook veel werk. Dat zat hem in de heersende opvatting dat de zeug er elke dag even uit moest om de poten te strekken.

Uitmesten

Dan was er nog het uitmesten. In kraamhokken zat meestal geen deurtje om de mest naar buiten te kieperen, of het was te smal. Het kwam aan op sjouwen met de kruiwagen naar de mestvaalt. De landbouwvoorlichting riep op om bredere deurtjes te maken zodat er een kruiwagen door kon. De persoon moest dan nog wel bukken.