Foto: Jan Willem Schouten BoerenlevenAchtergrond

‘Voor investeringen heb ik nooit geld geleend’

In hun jeugd was het meeste werk nog handwerk. Toen ze zelf boer werden, gingen ze specialiseren, uitbreiden en mechaniseren. Ze werden zo de grondleggers van de huidige agrarische bedrijfsvoering. Zo ook Hendrik ter Huurne.

Wie 95 jaar is heeft veel meegemaakt, en dat geldt zeker voor Hendrik ter Huurne. In 1922 werd hij geboren in een buurtschap bij Haaksbergen. Zijn ouders pachtten een klein bedrijf aan een naamloos zandweggetje. Er waren wat varkens, kippen, een paard en vijf koeien. Die haalde Hendrik, samen met zijn jongere broer, elke avond uit de wei. “We waren kleuters, maar niemand vond dat toen raar.”


Na zes jaar liep de pachtperiode af. Aan de rand van Haaksbergen kwam een ander, groter, pachtbedrijf beschikbaar. Hendriks vader besloot zich in te schrijven. “Het leek kansloos, want de verpachter, eigenaar van een grote leenbank, was protestant, zijn klanten waren protestant en de bedrijfsleider op de betreffende boerderij was dat ook. Wij waren katholiek. Toch werd mijn vader gekozen. Hij stond bekend als goede boer, maar wat denk ik ook meespeelde, was dat de bankman zijn klantenkring wilde uitbreiden buiten de protestantse gemeenschap.”

Zes jaar was Hendrik, toen het gezin naar de grotere boerderij verhuisde. Daarbij werden ze bijgestaan door alle noabers, ofwel buren. Zowel die van het oude als het nieuwe bedrijf sprongen bij om huisraad, wagens en vee op de nieuwe plek te krijgen. Daar was aanvankelijk geen elektriciteit. “We gebruikten petroleumlampen voor de verlichting, melken en voeren deden we met de hand, daar was geen stroom voor nodig.”

Boerder 't Raa waar Hendrik op zijn zesde kwam te wonen. Met eigen aanfok breidden ze uit naar 14 koeien. - Foto's : Jan Willem Schouten

Boerder ’t Raa waar Hendrik op zijn zesde kwam te wonen. Met eigen aanfok breidden ze uit naar 14 koeien. – Foto’s : Jan Willem Schouten

Wentelploeg uit Duitsland

Voor het landwerk was er een werkpaard. “Voor het ploegen hadden we een rondgaande ploeg. Steeds als je een voor had geploegd, moest je teruglopen om een nieuwe te doen. In het vakblad De Boerderij had ik iets gelezen over een wentelploeg. Ik zei: zo een moeten we hebben. Vader zag dat ook wel zitten. Hij kocht er een in Duitsland en liep er achter het paard al ploegend Nederland mee in. Daarbij ging hij over percelen van bekende boeren die grond in zowel Nederland als Duitsland hadden liggen. Smokkelen gebeurde toen veel en zo omzeilde hij de invoerrechten.”

Via eigen aanfok breidde het aantal koeien uit tot 14. Naast koeien waren er wat kippen en een stuk of tien zeugen. “Die lagen op stro met een giergootje eronder. Elke dag mestten we de boel uit. Achter de hokken was een deurtje waar we de mest door naar buiten gooiden. Overal om de stal lagen daardoor hoopjes mest, gewoon op het zand.”

Hendrik met twee broers. Van de zeven kinderen emigreerden er na de oorlog vier. Emigratie werd toen gestimuleerd.

Hendrik met twee broers. Van de zeven kinderen emigreerden er na de oorlog vier. Emigratie werd toen gestimuleerd.

De varkens kregen van alles te vreten: gehakte bieten, aardappelen die in een fornuispot op de deel gekookt werden en rogge- en gerstemeel. Dat alles werd aangevuld met mineralen uit de fabriek. ”Pas veel later kwam er krachtvoer in brokvorm. Dat was handiger en je had toen ook niet meer al dat meelstof in je neus.”

Ook kinderen moesten werken

Per keer kreeg een zeug iets van tien biggen. Als het zover was, ging er iemand bij zitten om het proces in de gaten te houden. Ook kinderen moesten waken. “Het was saai en soms duurde het erg lang. Ik ben wel eens in slaap gevallen.” Warmtelampen waren er uiteraard nog niet. Om de kleine biggen in koude periodes beschutting te bieden, werd een schoof graan aan een balk in het kraamhok gehangen. Die vormde een tentje waar ze onder kropen. “Dat hadden ze heel snel door.”

Werken met een paardgetrokken zelfbinder om het graan te oogsten.

Werken met een paardgetrokken zelfbinder om het graan te oogsten.

Op een leeftijd van negen à tien weken werden de biggen verkocht op de markt. “Niet via een handelaar, dat deden we zelf. Als het marktdag was, stonden we extra vroeg op, om kwart over vijf. Eerst molken we de koeien, daarna wasten we de biggen met water en een borstel. De biggen gingen vervolgens in een kist en dan met paard en wagen naar de markt.”

Het is wel gebeurd dat boeren op de markt hun biggen stiekem bij een ander in de kist stopten

Een enkele keer was de prijs zo laag, dat ze onverkocht weer mee naar huis gingen. “Vooral in de jaren dertig was er nauwelijks vraag, je kon ze amper kwijt. Dat was een hele zorg, want thuis kostten ze alleen maar geld. Het is toen wel gebeurd dat boeren op de markt hun biggen stiekem bij een ander in de kist stopten. Dan was je in elk geval van de voerkosten af.”

Razzia’s

Van de oorlogsjaren merkten ze in het begin weinig. Wel moesten ze de radio inleveren. “We hadden een oude die we keurig wegbrachten, de nieuwere verborgen we in het hooi. Daarmee luisterden we elke avond naar radio Oranje.” Regelmatig hielden de Duitsers razzia’s, op zoek naar jongemannen voor de Arbeidseinsatz. Om deze verplichte tewerkstelling in Duitsland te ontlopen, verstopte Hendrik niet alleen de radio, maar ook zichzelf in het hooi, samen met de aanwezige onderduikers.

De eerste trekker op het bedrijf was een Ferguson van 35 pk. Eerst vooral gebruikt om de mestkar te trekken, later ook voor ander werk.

De eerste trekker op het bedrijf was een Ferguson van 35 pk. Eerst vooral gebruikt om de mestkar te trekken, later ook voor ander werk.

Er gebeurde in die jaren wel meer dat niet mocht. “Bij ons in de schuur werd ’s nachts clandestien geslacht. Toen het een keer gesneeuwd had, moest ik achter de koe aanlopen om de sporen uit te wissen.”

In de oorlog leerde hij ook Bernarda kennen. Ze woonde bij een kinderloze oom en tante op de boerderij in Hengevelde. In 1949 trouwden ze op de ouderlijke boerderij in Haaksbergen. Daarna konden ze het bedrijfje van dit echtpaar overnemen. “Een vervallen boel was het. De kieren in de muren waren dichtgesmeerd met mest, er was geen elektriciteit, geen stromend water en in de wei stond alleen maar kweek.”

De scheiding tussen katholiek en protestant was vroeger nog voelbaar. Hendrik werd lid van de protestantse voetbalclub.

De scheiding tussen katholiek en protestant was vroeger nog voelbaar. Hendrik werd lid van de protestantse voetbalclub.

Er was een hoop te doen en Bernarda en Hendrik staken de handen uit de mouwen. Daarbij stond Hendrik open voor nieuwe dingen, zoals de teelt van mais. “De eerste keer zaaide ik die met de bietenzaaier en bij de oogst hakten we de stengels met een hiepje om. Daarna staken we de stengels handmatig in een hakselaar die heel grof hakselde. De koeien vonden het lekker, maar ik vond het te arbeidsintensief. Pas later, toen er meer mechanisch kon, ben ik ermee verder gegaan.”

‘Motorstier’

Vlak na de oorlog kwam ook de ki op. De inseminator ging rond op een motor, daarom werd hij ‘motorbolle’ genoemd, ofwel motorstier. Toen de melkfabriek nieuwe inseminatoren wilde opleiden, spoorde Hendriks vader hem aan zich te melden. De cursus was pittig, maar hij slaagde. Een motorbolle werd hij echter niet. “Ik wilde boer worden.”

Hond Castor was er altijd bij. Hij bracht ook de tas met koffie naar het land als er geen tijd was om thuis te komen.

Hond Castor was er altijd bij. Hij bracht ook de tas met koffie naar het land als er geen tijd was om thuis te komen.

Samen met Bernarda bouwde hij aan hun bedrijf. “Voor investeringen heb ik nooit geld geleend, ik wilde het eerst zelf hebben voor ik het uitgaf.” Heel anders ging het toen zijn zoon Karel later in het bedrijf kwam. Hij wilde 40 extra kraamhokken bouwen en daarvoor was een lening van de bank noodzakelijk. “Ik vond het een grote sprong, drong aan op 32 kraamhokken. De voorlichter stelde een compromis voor: 36 hokken. Het jaar erop bleken de biggenprijzen enorm hoog en dat bleven ze een hele tijd. De investering was daardoor snel terugverdiend. Dat gaf vertrouwen, we hebben Karel nadien altijd de ruimte gegeven.”

In 1973 droeg Hendrik de boerderij aan hem over. Het aantal dieren groeide hierna door, de stallen werden moderner, twee robots staan nu dag en nacht te melken. Hendrik vind het prachtig: “Ik had nooit kunnen denken dat er nog eens zoveel zou veranderen. Maar vroeger dacht je daar ook niet zo over na, je dééd vooral.”

Toen Hendrik en Bernarda hier begonnen, was het een vervallen bedrijfje. Nu staat er een modern geheel.

Toen Hendrik en Bernarda hier begonnen, was het een vervallen bedrijfje. Nu staat er een modern geheel.

Dit artikel is te lezen in Boerderij 43 van dinsdag 25 juli en is onderdeel van de rubriek Grondleggers. Ook meedoen aan deze rubriek? Mail naar margreet.welink@proagrica.com.

Beheer
WP Admin