Foto: Jan Willem Schouten BoerenlevenAchtergrond

‘Ik dacht: hoezo gps, ik kan toch zelf wel recht rijden?’

In hun jeugd was het meeste werk nog handwerk. Toen ze zelf boer werden, gingen ze specialiseren, uitbreiden en mechaniseren. Ze werden zo de grondleggers van de huidige agrarische bedrijfsvoering. Zo ook Ben de Breuk.

De tarwe beweegt in de wind. Groen en vol zijn de aren. Als er niks misgaat, wordt het straks een uitstekende oogst. “Ik weet nog dat we 11 ton van een hectare haalden, we wisten niet wat ons overkwam. Vroeger moesten we het doen met 5 ton.” De gestegen opbrengst was een gevolg van betere rassen, betere gewasbeschermingsmiddelen en een voortschrijdende mechanisatie.


Ben de Breuk maakte al die ontwikkelingen mee. Hij werd in 1953 geboren in de Haarlemmermeer. Het gebied zag er toen totaal anders uit dan nu. “Het nieuwe Schiphol was er nog niet eens.” Zijn ouders hadden er, samen met twee ooms, een akkerbouwbedrijf van alles bij elkaar 80 hectare. “En er waren drie melkkoeien. Voor de melk, maar mijn moeder maakte ook zelf boter, yoghurt en vla. En een deel ging naar de fabriek.”

Dat Ben boer wilde worden, was van meet af aan duidelijk. Als hij niet op school zat, was hij bezig op de boerderij. Daar was de mechanisatie al in volle gang. “Met paarden heb ik nooit gewerkt, ik was een jaar of 12 toen mijn vader me al de combine voor het dorsen van graszaad liet besturen.”

Koffiepauze tijdens het aardappels poten. Zakken legen moest met de hand, de rest ging machinaal. - Foto's: Jan Willem Schouten

Koffiepauze tijdens het aardappels poten. Zakken legen moest met de hand, de rest ging machinaal. – Foto’s: Jan Willem Schouten

Voor het ploegen was er een rupstrekker. “De trekkerbanden waren nog niet zo goed als die van nu. Bij zwaar werk, zoals ploegen, smeerden ze dicht en ging je slippen. Vandaar die rupsbanden. En omdat hij op ijzeren rupsen stond, bleef hij ’s avonds na het werk op het land staan. Speciaal daarvoor hadden we een brandstoftank op wielen. Het was een vat met een zwengelpomp erop. Als er getankt moest worden, reden we naar de rupstrekker toe in plaats van andersom.”

Naast de rupstrekker waren er Ford-trekkers; een Dexta en een Major. “En een Allis Chalmer voor het schoffelen. Die moest je starten op benzine, daarna zette je een knopje om zodat ie verder liep op petroleum. Dat was goedkoper. Het waren allemaal trekkers van 30-40 pk, dat was toen heel wat. Maar onze huidige trekkers zijn 150 pk.”

Dorskast en paardenkop

Maar ook al waren er trekkers, er waren in het begin ook nog steeds veel mensenhanden nodig. “Ik weet nog dat ik als kind stond te kijken naar het graandorsen. Er stond een dorskast op het erf, die met een lange V-snaar vanaf de trekker werd aangedreven. Maar mensen moesten het graan in de dorskast gooien en er moest nog handmatig worden afgezakt.” Dat hield in: de volle zakken graan dichtknopen, wegzetten en er nieuwe onder hangen.

Zodra het kon, kwam er een combine. Afzakken bleef eerst nog wel handwerk, de zakken hangen opzij.

Zodra het kon, kwam er een combine. Afzakken bleef eerst nog wel handwerk, de zakken hangen opzij.

In het verlengde van de dorskast stond een balenpers, een zogenaamde paardenkop. Een mechanisme stampte het stro tot balen, en ook hier was weer menskracht nodig om de draden voor het binden door de zijkanten te steken. “Het is lang geleden hoor, al vrij snel kregen we een combine die op het land kon dorsen. Omdat die eerste combines nog geen opslag aan boord hadden, moest je wel nog steeds handmatig afzakken.”

Maar de ontwikkelingen gingen razendsnel in de jaren vijftig en zestig. Het handmatig afzakken werd al snel vervangen door opzij van de combine een vijzel te monteren die het graan in een ernaast rijdende wagen draaide. “Thuis moesten we het dan wel weer met de hand op de transportband scheppen, die tot in het graanvak kwam.”

Een enorme vooruitgang: machinaal rooien waarbij de aardappelen volautomatisch in een kipper gedraaid werden.

Een enorme vooruitgang: machinaal rooien waarbij de aardappelen volautomatisch in een kipper gedraaid werden.

Ook de bietenteelt bleef lang een combinatie van hand- en machinewerk. “Zaaien kon met de zaaimachine, maar het uitdunnen van de plantjes moest met de hand. Dat werd veel door kinderen gedaan, ook door mij en mijn broers. Je kreeg per regel betaald en verdiende zo een leuk zakcentje bij. Er waren ook wel boeren die een perceel bieten helemaal uitbesteedden aan seizoensarbeiders. Die namen voor een bepaald bedrag het werk aan en regelden vervolgens het dunnen en onkruid wieden. Maar dat deden wij niet.”

Aan het bijverdienen kwam een einde toen het wieden en dunnen mechanisch kon. “Met een slingerdunner, die tikte in de rij de overtollige planten weg.” Nog weer later kwam er eenkiemig bietenzaad. Per zaadje groeide er één kiem, zodat uitdunnen niet meer hoefde. “Dat ging niet meteen helemaal goed, maar het scheelde al wel.”

Van jongs af aan reden kinderen op de trekker. Nu mag dat niet meer, maar Ben leerde zo gaandeweg het vak.

Van jongs af aan reden kinderen op de trekker. Nu mag dat niet meer, maar Ben leerde zo gaandeweg het vak.

Onkruid wieden – Ben heeft het over ‘vuil weghalen’ – bleef echter handwerk. Tot men met chemische middelen ging werken. “Met een rijenspuit die op de zaaimachine was gemonteerd. We begonnen met groeistoffen in het graan. En er was DNOC, een geel spul dat je oploste in water en waar je zelf ook geel van werd. Handschoenen? Welnee. De medewerkers roerden een beetje met een stok en op de trekker zat nog geen cabine, dus zaten ze in een gele sproeiwolk en werden geel. En als de hond meeliep in de tarwe, werd die ook geel.”

Voor in de bieten was heel lang niks, het eerste middel waarmee Ben werkte was een bodemherbicide. “Dat gebruikte je tegelijk met het zaaien.” Toen ze later een aparte rijenspuit kregen, konden ze ook in de rij spuiten als de bieten al opgekomen waren. “Je hoefde toen alleen nog maar tussen de rijen te schoffelen.” Van lieverlee kwam er een volleveldspuit die zowel in als tussen de rijen het onkruid aanpakte.

‘Schiphol was druk, maar toen de HSL door ons land kwam, vonden we het genoeg geweest’

Ben op de knieën in het land. Op de achtergrond is de groeiende stad te zien.

Ben op de knieën in het land. Op de achtergrond is de groeiende stad te zien.

Snelwegen en Schiphol

Het bedrijf floreerde, maar dat deden de stad en luchthaven ook. De Kaagbaan, de op een na drukste start- en landingsbaan van Schiphol, werd aangelegd grenzend aan zijn grond. “Geluidshinder? Nee, je went eraan. Bovendien liet Schiphol ons huis isoleren.” De snelweg A4 knabbelde aan zijn grond, steeds gingen er stukjes af. Ben leefde ermee, tot de HSL dwars door het bedrijf werd gepland. “Toen vonden we het genoeg geweest.” Er zat al familie in de Flevopolder, Ben kende het gebied en had er wel oren naar. Het trof dat hij in 1999 in Dronten 93 hectare kon kopen. “Het grootste verschil? Hier ben ik weer boer tussen de boeren.”

Op de voormalige zeebodem verbouwt hij tarwe, aardappelen, uien en suikerbieten, en ook hier gaan de ontwikkelingen gewoon door. Toch is het niet een en al jubel. Nieuwe problemen dienen zich aan. “Lang heb ik gedacht dat we ooit wel een keer van phytophthora af zouden komen, maar nu weet ik het niet zo zeker meer. De schimmel wordt steeds agressiever en muteert sneller dan wij er middelen tegen hebben.”

Het vorige bedrijf in de Haarlemmermeer, toen het nieuwe Schiphol er nog niet was.

Het vorige bedrijf in de Haarlemmermeer, toen het nieuwe Schiphol er nog niet was.

Spuiten blijft dus vooralsnog nodig en tegenwoordig doet Ben dat met gps-besturing. Eigenlijk is er niets meer dat hij nog zonder gps doet, en dat terwijl hij een paar jaar terug nog dacht: ‘Is dat nou nodig? Ik kan toch zelf wel recht tijden?’. “Dat kán ik ook wel, maar nu kan ik mijn aandacht op andere zaken richten, terwijl de trekker het stuur recht houdt. Dat doet hij ook in het donker en bij dichte mist. Het werkt zoveel makkelijker en preciezer. Je kunt het nameten, maar 45 meter spuiten is echt 45 meter en daar zit geen centimeter overlap bij.”

Hij is ervan overtuigd dat het niet bij gps zal blijven. “Over 25 jaar is er vast weer wat anders, al weet ik zo niet wat. Maar een weg terug is er niet.”

In Dronten bouwde Ben een nieuw woonhuis. Het bedrijf omvat 93 hectare, met tarwe, uien, granen en suikerbieten.

In Dronten bouwde Ben een nieuw woonhuis. Het bedrijf omvat 93 hectare, met tarwe, uien, granen en suikerbieten.

Dit artikel is te lezen in Boerderij 39 van dinsdag 27 juni en is onderdeel van de rubriek Grondleggers. Ook meedoen aan deze rubriek? Mail naar margreet.welink@proagrica.com.

Beheer
WP Admin