Foto: Jan Willem Schouten BoerenlevenAchtergrond

‘De aardappelen spoten we dood met arsenicum’

In hun jeugd was het meeste werk nog handwerk. Toen ze zelf boer werden, gingen ze specialiseren, uitbreiden en mechaniseren. Ze werden zo de grondleggers van de huidige agrarische bedrijfsvoering. Zo ook Jaap van Bergeijk.

Hemelsbreed is het nog geen tien kilometer tot aan het haven- en industriegebied van Rotterdam, maar op de boerderij is er niets van te merken. Als kind kwam Jaap van Bergeijk regelmatig in de stad. Hij mocht dan mee met zijn vader naar de beurs om aardappelen te verhandelen. Sindsdien is de stad enorm gegroeid en de uitbreiding is nog steeds gaande. Bang dat de bebouwing zijn kant op komt, is Jaap niet. “Dit gebied is aangewezen als buffer, het moet open blijven.”

Het was tijdens de oorlog, in 1942, dat zijn vader de pacht overnam van de vorige pachter. Het bedrijf telde 30 melkkoeien en 65 hectare akkerbouw, heel aanzienlijk voor die tijd. Zeven kinderen kwamen er; vier dochters en drie zonen. “Iedereen ging ervan uit dat mijn broers en ik het bedrijf voort zouden zetten. Wijzelf ook.”

Beweeg over de iconen voor meer informatie en foto‘s

Watersnoodramp

Geboren na de oorlog stond hij aan het begin van de mechanisatiegolf. “We hadden werkpaarden, maar ook al een rupstrekker; een Lanz Bulldog voor het ploegen.” De goede naoorlogse jaren werden in één klap tenietgedaan door de watersnoodramp van 1953. In de nacht van 31 januari op 1 februari was er sprake van storm en springtij. “Mijn vader vertrouwde het niet. Om vier uur ’s nachts maakte hij ons wakker en zei dat we naar het dorp moesten. Ik weet nog dat ik me stond aan te kleden toen het licht uitviel. Met mijn broers en zussen kwamen we veilig aan. Ik weet nog dat midden in het dorp allemaal mensen en koeien stonden.”

De watersnoodramp in 1953 maakte dat Jaaps oudershuis 2,80m. onder water kwam te staan. - Foto's: Jan Willem Schouten

De watersnoodramp in 1953 maakte dat Jaaps oudershuis 2,80m. onder water kwam te staan. – Foto’s: Jan Willem Schouten

Vader en moeder gingen terug om hun eigen koeien en de paarden los te maken. Dat lukte, maar de dijken waren toen al doorgebroken, de auto spoelde van de weg en Jaaps ouders moesten noodgedwongen achterblijven. Het water kwam 2,80 meter hoog te staan, maar zij overleefden. Ook de koeien redden het, die waren naar een droge plek gezwommen. “De vijf paarden hadden steeds rond de boerderij gezwommen en waren verdronken.”

Pas na drie maanden kon het gezin weer terug. Ze troffen een puinhoop aan. Overal lag een dikke laag modder, gebouwen waren kapot, trekkers onbruikbaar geworden door het zoute water. Via het nationale rampenfonds kregen ze een nieuwe. Aardappelen verbouwen kon de eerste jaren niet, de grond was er te zout voor. Gerst telen kon wel. Het hoge zoutgehalte werd geneutraliseerd met gips dat tijdens het ploegen op het land werd gebracht. “Ik speelde in de gipsbergen op het erf.”

Drie maanden nadat het zoute water was weggetrokken, kon de familie terug naar huis. Alles was kapot, overal lag modder.

Drie maanden nadat het zoute water was weggetrokken, kon de familie terug naar huis. Alles was kapot, overal lag modder.

‘We keken hoe de koe geschoten werd, daarna liepen we door naar school’

Het lukte zijn ouders om het pachtbedrijf te kopen. Financieel gezien was het sappelen, maar de kinderen merkten daar weinig van. “We kwamen niets tekort. Er was ruimte genoeg om te spelen en eten hadden we van onszelf.” Zo bracht Jaap elke eerste maandagochtend van de maand lopend een koe naar de slager. “Over de onderdeur keken we hoe de koe geschoten werd, daarna liepen we door naar school. Iedereen vond dat heel normaal.”

Na de lagere school volgde hij de land- en tuinbouwschool. Daarna de landbouwwinterschool, die hij in 1965 afrondde. De koeien waren toen al van de hand gedaan, de paarden eveneens. Jaap heeft ze niet gemist. Koeien hadden niet zijn interesse en trekkers waren wat hem betreft de toekomst. Ze hadden er drie: een Case, een Ferguson en een Nuffield. “Die moest je starten op benzine, daarna schakelde je om naar petroleum. Dat ging prima, maar je moest niet vergeten de schakelaar weer op benzine te zetten voor je stopte. Anders zaten de leidingen vol petroleum en kon je niet meer starten.”

Wat mechanisatie betreft waren ze er bij Van bergeijk vroeg bij. Op de achtergrond de boerderij vroeger.

Wat mechanisatie betreft waren ze er bij Van bergeijk vroeg bij. Op de achtergrond de boerderij vroeger.

Blik op techniek

Al vroeg had Jaap zijn blik gericht op techniek. Bieten rooien was bijvoorbeeld een intensief karwei dat handmatig gebeurde. Met een bietenlichter werden ze eerst losgewerkt, daarna uitgetrokken en gekopt. Veel mensen verdienden er een goed loon mee, maar de arbeid werd steeds duurder. Daarom kocht Jaaps vader een getrokken éénrijig rooiertje. Jaap werd er samen met zijn broer mee naar het land gestuurd om bieten te rooien. “Dat vonden de arbeiders niet leuk. Ze kwamen om me heen staan en kraakten alles af. Achteraf begrijp ik dat wel, ze zagen hun broodwinning in gevaar komen.” Dat hadden ze goed gezien, want in korte tijd namen machines vrijwel al het handwerk over.

Met de getrokken combine graan maaien en dorsen tegelijk. Dat was nog eens vooruitgang.

Met de getrokken combine graan maaien en dorsen tegelijk. Dat was nog eens vooruitgang.

Aardappels rooien kon aanvankelijk niet mechanisch, de grond was met 50% afslibbaar, te zwaar. Toen er in 1965 goede frezen kwamen die de grond luchtig verkruimelden, kon het wel. Mijn jongste broer rooide de aardappelen. Toen hij op zijn 43ste totaal onverwacht overleed, zette Jaap met zijn oudste broer het bedrijf voort. Daarbij deed Jaap vooral de teelttechnische kant van het bedrijf. Na het eerste getrokken rooiertje volgden al snel grotere versies, tot aan de huidige bunkerrooier die zes rijen tegelijk pakt.

Ontwikkelingen gingen hard

In 1971 trouwde Jaap met boerendochter Gerie. “Het was in die jaren zo dat zij voor de huishouding en de kinderen zorgde, ik focuste me op het bedrijf.” De ontwikkelingen gingen hard. Het aantal hectares nam toe, ook de loonwerktak breidde sterk uit, ook onder invloed van de mestwetgeving. “Mede daardoor zijn er vijf medewerkers in dienst.”

Een transportband maakte het opladen van balen stro een stuk eenvoudiger.

Een transportband maakte het opladen van balen stro een stuk eenvoudiger.

Naast bietenrooien, ging Jaap zich bezighouden met spuiten. “Daar is veel in veranderd. De eerste spuitmachine had een tank van 300 liter met een spuitboom van 12 meter breed. Nu hebben we een tank van 2.700 liter en is de spuitboom 39 meter.”

‘Ik reed zonder cabine in een gele wolk zonder gelaatsmasker’

En dan de middelen! Jaap werkte nog met dinoseb en DNOC. Het was een gele kleurstof die gebruikt werd als onkruidverdelger. “Ik reed zonder cabine in een gele wolk zonder gelaatsmasker. Wisten wij veel. Ik droeg wel handschoenen, want je kreeg de kleur haast niet van je handen.” Tegen schimmels spoten ze zware metalen als koper en tin en het aardappelloof werd doodgespoten met arsenicum. “Het is weleens gebeurd dat een koe van de buurman uitbrak en van dat loof vrat. Dat liep niet goed af.”

De eerste spuitmiddelen: wel handschoenen aan maar geen gelaatsbescherming. 'Wisten wij veel.'

De eerste spuitmiddelen: wel handschoenen aan maar geen gelaatsbescherming. ‘Wisten wij veel.’

De middelen verbeterden, de spuiten ook. Jaap ontwierp zelf spuitmachines, sommige werden zelfs overgenomen door fabrikanten. Nog altijd zit hij graag op de spuit. “Ik zeg altijd: het hoeft niet veel te kosten, maar ik wil de modernste spullen.” Dat houdt onder meer gps in en allerlei meetapparatuur, zodat hij precies kan zien hoe het gewas ervoor staat en hoeveel hij op welke plek gespoten heeft. Terwijl de trekker rijdt, werkt hij op zijn mobiele telefoon onder meer de bedrijfsadministratie bij. Of hij volgt zijn weerstations, want die heeft hij als hobby. De gegevens zet hij op de website van het bedrijf. “Er zijn veel boeren die dagelijks even kijken naar het weerbericht van Jaap.”

Vervolgstap naar precisielandbouw

Terugkijkend is er enorm veel veranderd, maar in de kern is Jaap altijd de man geweest van het bietenrooien en het spuiten. Mooi werk, al hoopt hij wel dat snel de vervolgstap komt naar precisielandbouw. “Wij hebben allang de meters en de apparatuur, maar we kunnen weinig met de gegevens. De softwareontwikkelaars moeten nu de volgende stap zetten.”

De boerderij nu. Het bedrijf omvat een loonwerktak en een akkerbouwtak van 110 hectare.

De boerderij nu. Het bedrijf omvat een loonwerktak en een akkerbouwtak van 110 hectare.

Dit artikel is te lezen in Boerderij 27 van dinsdag 4 april en is onderdeel van de rubriek Grondleggers. Ook meedoen aan deze rubriek? Mail naar margreet.welink@proagrica.com.

Beheer
WP Admin