Foto: Misset BoerenlevenAchtergrond

1931: een ei deed 4 cent

Deze foto is gemaakt in 1931. In die tijd brachten veel pluimveehouders hun eieren naar opkopers. De crisis, die in de Verenigde Staten was uitgebroken, had de Nederlandse boeren nog niet bereikt.

Na de eerste wereldoorlog was de eierproductie flink ontwikkeld. Sommige bedrijven haalden in 1927 al 110 tot soms wel 120 eieren per kip per jaar, het was ongekend. De stijgende productie had uiteraard gevolgen voor de afzet. De helft van de pluimveehouders verkocht de eieren aan een opkoper, ongeveer een kwart ging ermee naar de markt. De rest koos voor afzet via een veiling.

In 1931 brachten veel pluimveehouders hun eieren naar opkopers. Ze kregen gemiddeld 4 cent (gulden) voor een ei (1,8 eurocent). De jaren erna zou de prijs halveren en werden steunmaatregelen van kracht. - Foto: Misset

In 1931 brachten veel pluimveehouders hun eieren naar opkopers. Ze kregen gemiddeld 4 cent (gulden) voor een ei (1,8 eurocent). De jaren erna zou de prijs halveren en werden steunmaatregelen van kracht. – Foto: Misset

Naarmate de productie steeg, nam de afzet via markt en opkopers af en kozen meer boeren voor de veiling. Export nam in belang toe. Meer dan de helft van de eieren ging naar Duitsland en Groot-Brittannië. Dat Nederlandse boeren bruine eieren leverden, was daarbij een pluspunt. Vooral de Britten hielden ervan. In 1930 bracht een ei 5 cent op, een jaar later 4. Dat was nog een goede prijs.

In 1932 sloeg ook in Nederland de crisis toe. Buitenlandse afnemers riepen invoerbeperkingen in het leven en invoerrechten. De eierprijs halveerde, waarop de overheid financiële steun gaf via de Landbouwcrisiswet.

Na 1935 herstelde de situatie zich enigszins. De productie per kip steeg verder naar 150 eieren per jaar, mede dankzij de invoering van kunstlicht.

Dit artikel is te lezen in Boerderij nr. 8 van dinsdag 21 november en is onderdeel van de rubriek Zo ging dat toen

Beheer
WP Admin