Zeugen elke dag even naar buiten
De foto dateert uit 1946. Jonge zeugen, met hangoren en met staarten, lopen op een frisse winterdag buiten. Dat is precies volgens het destijds geldende advies.
Dr. Starings Nederlandsche Landbouwalmanak uit die tijd schrijft: “Het is van groot belang varkens volwaardig te voederen en voldoende weidegang te geven, opdat ze gezonde en sterke biggen zullen werpen”.
Het duurt echter niet lang meer voor weidegang een zeldzaamheid wordt. In de landbouwgids van 1952 staat al genoemd dat ‘mestvarkens en fokzeugen voortdurend verblijf houden in de stal’ en dat die manier van huisvesten extra zorg vraagt, met name op het gebied van voeding. Scharrelden dieren buiten zelf wat bij elkaar, binnen dienden ze gevoederd te worden met vooral veel koolhydraten. Die moesten meest afkomstig zijn van granen, knollen en wortelgewassen. Granen moesten voor minimaal een kwart uit haver bestaan. Bij knollen ging de voorkeur uit naar suikerbieten, voederbieten en gestoomde aardappelen.
Dierlijke eiwitten
Dierlijke eiwitten werden ook zeer aanbevolen, maar dan niet in de vorm zoals varkens die nu aangeboden krijgen. Een zeug mocht dagelijks een liter ondermelk óf vijf liter wei opslobberen. Vis- en garnalenmeel stonden eveneens hoog aangeschreven als kwaliteitsvoer, en als het echt niet anders kon, mocht diermeel ook.
Dit artikel is te lezen in Boerderij 18 van dinsdag 31 januari en is onderdeel van de rubriek Zo ging het toen.
In de rubriek Zo ging het toen gaan we terug in de tijd. Boerderij bestaat al meer dan 100 jaar en aan de hand van foto's uit het archief kijken we naar de agrarische sector in de vorige eeuw. Benieuwd naar meer historie? Check het dossier Zo ging het toen.