BoerenlevenAchtergrond

Handwerk in de bieten

Met een zogenoemde bietenschep is de boer op de foto uit 1958 suikerbieten aan het lossen.

De tanden van de schep staan wijd uit elkaar, zodat de biet blijft liggen, maar zand en andere ongeregeldheden niet. In 1958 was bieten telen en oogsten nog grotendeels handwerk. Eenkiemige rassen waren er nog niet, waardoor hele boerengezinnen én hun medewerkers wekenlang op het land zaten om de zaailingen te dunnen.

Afschaffing van de Tarwewet

Ook het oogsten vergde tijd en mankracht. Een geschikte rooimachine kwam er maar niet. Eerst was er een die de bieten alleen een beetje optilde. Het feitelijke rooien ging daarna wel makkelijker, maar bleef zwaar werk. Toch werd het gewas veel verbouwd. Vooral na afschaffing van de Tarwewet in 1963 schoot de omvang van het areaal omhoog.

De invoering van die wet in 1931 hield in dat Nederlands broodmeel voor minstens 35% uit inlandse tarwe moest bestaan. Akkerbouwers moesten dus aan de tarweteelt. Bieten waren echter lucratiever, dus zodra het weer mocht, kozen telers weer voor dit gewas. Dat gebeurde niet alleen in de streken waar ze altijd al verbouwd werden, zoals op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden en in de IJsselmeerpolders, maar ook in de Veenkoloniën. Daar kampte de gebruikelijke aardappelteelt met aardappelmoeheid.

De ontwikkeling van bietenrooimachines verliep traag. Pas in 1955 verscheen er een die tegelijk kon koppen én rooien. Het duurde vervolgens nog jaren voor handmatig rooien verleden tijd was.
Foto: Misset

Beheer
WP Admin