Eerste aardappelen op Tholen weer geplant

Bram Gunter in Sint-Annaland plant hier Doré s op een perceel dat net voor de vorst is geploegd. - Foto's: Anton Dingemanse

De kistjes met voorgekiemd pootgoed zijn met wagen aangevoerd. De verschillende namen op de kistjes geven aan dat deze teelt vroeger veel omvattender was. Gezien de jaartallen op de kistjes zijn ze toen degelijk in elkaar gezet. Het areaal van vervroegde teelt krimpt nog steeds en wordt nog hoofdzakelijk op Tholen toegepast.

De kistjes worden in de bak van de pootmachine gestort. Hiervoor mogen de kiemen niet te groot zijn, om afbreken te voorkomen.

Na de eerste tientallen meters wordt de ligging van de aardappel in de rug bekeken. De voorkeur is iets boven het maaiveld omdat de poter in deze door de vorst wat rulle grond nog wel zal zakken.

Na een kleine correctie kan het planten verder gaan. Zoals te zien valt door de vorst de grond mooi rul. Toch was de grond nog wat nat door de regenbuien kort na de vorst. In Zeeland zat de vorst plaatselijk tot 15 centimeter diep, en de diepere ijslaag was niet zomaar ontdooid.

Vooral bij de eerste banen wordt in de gaten gehouden of in elke lepel een poter zit. Zo niet, dan wordt snel een poter uit de bak in de lepel gelegd. Komt dit te vaak voor, dan moet de pootmachine nog wat bijgesteld worden.

Gunter plant in een rug die meteen na het roteren wordt gevormd. Hiervoor heeft hij de achterste rol van de rotoreg verwijderd en daar de constructie voor rugopbouw gemonteerd. Hiermee wordt voorkomen dat de losse grond weer door de trekkerwielen wordt vastgereden en kluiten ontstaan. Voor deze teelt zijn kluiten in de rug zeer ongewenst, omdat deze het tere velletje van de primeur tijdens het rooien makkelijk kunnen beschadigen.

Ook Jan Goedegebuure zag kans om een eerste perceel Doré s te planten. Hij ploegde een dag voor het poten. De ontdooide grond valt mooi los.

Ondanks dat een goed plantbed aangelegd kon worden, bleek de grond plaatselijk toch nog wat plakkerig te zijn, rechtsonder te zien. Op de achtergrond is Goedegebuure bezig met het plantwerk.

Het pootgoed voor deze vroegste teelt wordt doorgesneden en dan voorgekiemd. De poters hebben voldoende goed ontwikkelde kiemen. Daar kan een vroege oogst met een mooie maat aardappelen uit groeien.

Het planten van deze vroege teelt gebeurt klassiek met een halfautomaat. De hoofdteelt gaat met een snarenbedplanter de grond in.

Met name oudere telers zal deze plantmethode nog bekend voorkomen. De poters worden met de hand in de lepels gelegd. Alles om de kiemen zo min mogelijk te beschadigen.

De kistjes met poters worden op een pallet met de verreiker over het veld naar de pootmachine gebracht.

De plantcombinatie wordt weer bijgevuld met kistjes poters voor de volgende rondgang. Na het planten is de volgende dag kunstmest gestrooid en zijn de ruggen gefreesd. Inmiddels ligt ook het plastic erover en kunnen de planten zich in alle rust ontwikkelen. Na een week of 10 is dan een eerste proefoogst mogelijk.