Toelaten van gewasbeschermingsmiddelen is geen saaie job - Foto: Hans Prinsen AkkerbouwOpinie

‘Toelaten van gewasbeschermingsmiddelen is geen saaie job’

Op Europees niveau is weer een mooie extra stap gezet om dichterbij een gelijk speelveld te komen.

De redactie van Boerderij heeft mij gevraagd u met enige regelmaat op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in mijn vakgebied: de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Om te voorkomen dat u direct al afhaakt, maak ik drie opmerkingen:

  • nee, ik heb geen saaie job;
  • ja, ik hoop in mijn blogs zaken met u te delen die voor u interessant zijn;
  • graag wil ik dat op een lezenswaardige manier doen. Lukt me dat niet, dan hoor ik het graag van u. Onderaan deze blog kunt u uw reactie kwijt.

Werkbare, maar complexe Europese regels

Het Ctgb is een Nederlands zelfstandig bestuursorgaan, maar we werken binnen Europese regels. En zoals dat gaat in Europa, die regels zijn in het algemeen werkbaar, maar wel complex. Niet verwonderlijk als je bedenkt dat alle lidstaten hebben meegedacht en geschreven, allerlei belangengroepen hun zegje hebben gedaan en er uiteindelijk naar goed gebruik een compromis uit is gekomen.

Op zich is die hele EU een wonder van vernuft: op complexe terreinen nationale regels hervormen tot Europese regels, met 28 lidstaten en even zovele ambtelijke culturen, 27 talen, een ambtenarenapparaat niet groter dan dat van de stad Amsterdam en een budget van net aan 1% van het Europese bruto nationaal product. Tel uw zegeningen.

Werken aan een gelijk speelveld voor landbouw

De Europese regels zijn het vertrekpunt. De collega’s in de andere lidstaten en wij moeten de regels ook inzetten voor het doel waarvoor ze bestemd zijn: het creëren van een gelijk speelveld voor de landbouw. In mijn ervaring is dat ook wat de meeste lidstaten doen. Ze zijn er niet op uit elkaar pootje te haken en zeker niet om de hand te lichten met de regels. Dat is in ons vak echt een doodzonde. Maar ja, de houding ‘maar dat hebben wij altijd op déze manier gedaan’ is natuurlijk wel hardnekkig. Ook in Nederland overigens. Het verlaten van nationale gewoontes gaat nu eenmaal langzaam.

Uitzondering zijn ‘nationaal specifieke’ omstandigheden

De duidelijkste voorbeelden zien we als bij ons een middel ter toelating wordt aangeboden dat in een ander land al geregistreerd is. De verordening schrijft voor dat dit middel dan ook in Nederland moet worden toegelaten. Een uitzondering daarop is het toepassen van zogenoemde nationaal specifieke omstandigheden. In Nederland gaat het dan vooral om de hoge grondwaterstand en het feit dat Nederland veel drinkwater uit oppervlaktewater gebruikt.

Maar de verordening schrijft daarnaast voor dat de oorspronkelijke toelating moet voldoen aan de regels. Als dat niet zo is, bijvoorbeeld omdat de andere lidstaat een stap heeft overgeslagen of als niet duidelijk is hoe een toelating tot stand is gekomen, staan wij voor de keus om regel 1 (toelaten) of regel 2 (check of toelating klopt) te volgen. In Nederland volgen we de lijn dat alleen als vaststaat dat de buitenlandse toelating het risico te laag heeft ingeschat én het gaat om een groot, onacceptabel risico, de Nederlandse toelating wordt geweigerd.

Arbitrage ter voorkoming nationale uitzonderingen

Kort geleden hadden we een directeurenconferentie van alle toelatingsautoriteiten in de Europese centrale zone. Daar hebben we, op Nederlands en Duits voorstel, een mooie extra stap gezet om het stelsel beter te laten werken. We hebben afgesproken om, als er een inhoudelijk geschil is tussen lidstaten, de mogelijkheid te openen voor arbitrage. Een commissie van experts, onder leiding van een goede voorzitter, buigt zich over de kwestie en doet een voorstel voor een oplossing. Dat is natuurlijk een stok achter de deur om eerder tot een vergelijk te komen. Maar het zal ook de toon gaan zetten: we komen er uiteindelijk met zijn allen uit. En dat wordt dan het nieuwe Europese ‘zo doen we dat hier’. Daarmee is toch een belangrijke volgende stap gezet naar het level playing field.

Beheer
WP Admin