In plaats van mest te gebruiken waar het zou moeten, worden veel mineralen aan de cyclus onttrokken. De vraag is of dat op de lange termijn is vol te houden.
Hier in Canada is geen sprake van een mestoverschot. Er zijn dan ook maar weinig regels rond het gebruik van dierlijke mest. Grotere bedrijven met vee moeten een nutriëntenmanagementplan hebben, een plan dat aangeeft waar de mest blijft en hoeveel op welke percelen wordt aangewend. Het is een papieren tijger en controle gebeurt alleen op basis van grondonderzoek; gehaltes in de grond mogen niet te hoog worden. Daarnaast moet de veehouder een soort logboek bijhouden, maar ook hier is papier gewillig.
In Nederland bestaat wel een overschot aan mest, of althans, zo willen beleidsmakers een ieder doen geloven. Er wordt veel over gepraat en nog meer over geschreven. Toch lees je ook steeds vaker dat door de lage normen de bodemvruchtbaarheid afneemt, met alle nadelige gevolgen van dien. In plaats van de mest te gebruiken waar het zou moeten, worden veel mineralen aan de cyclus onttrokken door mestverwerking, export en in het ergste geval verbranding. Daarom wordt nog steeds veel kunstmest gebruikt, waar aanvulling met mest deels ook zou kunnen. Mest die dus wel beschikbaar is, maar niet gebruikt mag worden. De vraag is of dat op de lange duur vol te houden is. In dat kader viel mij een column op van Paul Mahon, hoofdredacteur van ons vakblad The Ontario Farmer. Bij deze, met zijn toestemming, een vertaling daarvan:
Een tekort waar je nog nooit van hebt gehoord
Om een gewas te laten groeien hebben we drie ingrediënten nodig: zaad, gewasbeschermingsmiddelen en mineralen, voornamelijk stikstof, fosfaat en kali (N, P en K). De eerste twee veranderen voortdurend door veredeling en ontwikkeling van nieuwe stoffen. N, P en K zijn en blijven hetzelfde. We gebruiken deze drie mineralen gewoon elk jaar weer zoveel als nodig is om onze gewassen te laten groeien. Dat zou echter zomaar kunnen veranderen, omdat we ooit een tijd krijgen dat de voorraden fosfaat en kali opraken.
Zonder deze twee essentiële stoffen is het moeilijk de wereldbevolking te voeden. Zowel fosfaat als kali kan niet ‘gemaakt’ worden in een chemisch proces en kan evenmin vervangen worden door iets anders. Beide stoffen worden gewonnen door middel van mijnbouw en zullen ooit op raken. Canada en enkele voormalige Sovjetstaten beschikken over meer dan 70 procent van de wereldvoorraad aan kali en Marokko en China beschikken samen over 65 procent van de wereldvoorraad aan hoogwaardig fosfaat.
Verbruik drastisch verminderen
Wat gebeurt er als deze voorraden op raken? Die vraag is niet of zeer moeilijk te beantwoorden, nog afgezien van de problemen die kunnen ontstaan door deze ‘monopolistische’ situatie. Er is op dit moment maar een conclusie mogelijk: we moeten het gebruik ervan de komende twintig à veertig jaar drastisch verminderen, omdat we anders daarna met grote wereldvoedseltekorten te maken krijgen. Het moet dezelfde aandacht krijgen als het energievraagstuk.
Inzet moet zijn: besparing en hergebruik. Fosfaat, P, en kali, K, zijn elementen en die verdwijnen niet, maar worden door gebruik alleen, zeg maar, verspreid over de aardbol. De huidige groei van de wereldbevolking en de toenemende consumptie van meer eiwitrijk voedsel in ontwikkelende landen leidt ertoe dat we versneld door de voorraden heen raken. Dat kan er uiteindelijk toe leiden dat het voor toekomstige generaties erg moeilijk wordt om te bestaan. En het is bekend dat de voorraden op dit moment alleen maar kleiner worden. Zoals recent te lezen was in Foreign Policy Magazine: ‘Het steeds schaarser beschikbaar worden van fosfaat, een van de primaire elementen in de agrarische voedselproductie, bedreigt onze wereldvoedselvoorziening in de eerstkomende 100 jaar. Dit is het meest dreigende tekort aan een natuurproduct, waar we vandaag de dag te weinig bij stil staan.