Sleutel precisielandbouw ligt bij opbrengstbepaling - Foto: Hans Banus AkkerbouwAchtergrond

Sleutel smart farming ligt bij opbrengstbepaling

Door de opbrengst van zijn aardappelen te meten, ziet teler Harry Brouwer duidelijk verschillen in rendement en beschikt hij over informatie voor verbetering.

Harry Brouwer heeft vorig jaar de getrokken Grimme-verstekrooier uitgerust met plaatsspecifieke opbrengstbepaling. De bedrijfsleider van Landbouwonderneming Westerwolde in het Groningse Veelerveen deed dat om preciezer te weten welke percelen en welke plekken precies het meest geschikt zijn voor de aardappelteelt. Feitelijk doet hij dit om te kijken waar op het bedrijf de aardappelteelt rendeert en waar niet. “Gemiddeld genomen leveren de aardappelen te weinig op”, redeneert Brouwer. “Het is een risicovolle kapitaalsintensieve teelt, met veel kosten, waartegenover te weinig opbrengsten staan. Dan komt onherroepelijk de vraag: stoppen of doorgaan? Ik wil zeker weten dat ik dat doe met de juiste rassen en de juiste bemesting op de beste percelen. Sommige percelen verdragen aardappelrotatie van 1-op-2, op andere is 1-op-3 beter.”


Brouwer weet dat het onmogelijk is om op het oog te bepalen wat de betere of mindere percelen zijn. Hij heeft hooguit een vermoeden. De werkelijkheid is naar zijn idee dat verschillen tot 20% in het seizoen eigenlijk niet zichtbaar zijn. “Daarbij is het ook nog zo dat de hoeveelheid loof nog geen maat is voor de hoeveelheid aardappelen die eronder zit. Veel loof is niet meer knol. Bij het rooien heb je soms de indruk dat de bunker eerder vol is dan de andere keer. Maar dat is giswerk. Bij rassen heb ik ook de indruk dat de oude rassen soms wat beter en zekerder zijn dan de nieuwe. Maar ook hier wil ik meer dan een indruk, ik wil het zeker weten.”

Perceelskaarten tonen ‘zere plekken’

De opbrengstmeting op de rooier bestaat uit een zogeheten bandweger onder de leesband boven op de rooier. Het gewicht samen met de kettingsnelheid, gekoppeld aan een gps-systeem levert een plaatsspecifieke opbrengstbepaling. Het systeem levert perceelskaarten, waarop te zien is waar hoeveel is gegroeid. “Met die kaartjes kan ik de vinger op de zere plek leggen, want zere plekken zijn er.”
De investering in opbrengstbepaling bedroeg €10.000. Omgeslagen over 200 hectare en de afschrijftermijn komt dat op ongeveer €10 per hectare. “Voor dat geld kan ik dan vrij grootschalig bemestings- en rassenproeven doen op mijn bedrijf. Ik doe stroken met een liter extra mangaan per hectare of een kilo extra borium of wat koper erbij. Dan praat je over stroken van 3 x 600 meter op mijn eigen grond. Vergelijk dat eens met de veldjes op een proefboerderij.”

Lastig op de klei

In de eerste week van oktober rooit Landbouwonderneming Westerwolde op de klei aan het begin van het Oldambt. Het rooien gaat door de droogte langzaam. Ook omdat de rooier niet echt een machine is die op de klei goed tot zijn recht komt. Waar op de dalgrond een rijsnelheid van 8 tot bijna 10 kilometer per uur nodig is om voldoende grond op de rooier te houden, is op het perceel in Bellingwolde de rooier gemakkelijk stapvoets bij te houden. De rooier is net wat ondieper afgesteld om niet de kluiten van het voorjaar mee te rooien. Dat mag hier af en toe een aangesneden aardappel opleveren, maar dat blijkt in de praktijk mee te vallen. Ondanks twee man aan de leesband bovenop de machine, komen nog wel volop kluiten in de bunker.

  • Grimme SE150 60-verstekrooier, hier op de klei. Opbrengstbepaling gaat het best op zand met een laag en stabiel percentage grondtarra.

    Foto’s: Hans Banus

  • De gewichtsbepaling van de aardappelstroom wordt via gps gekoppeld aan de precieze plek op een perceel. Naloop vertroebelt de gegevens enigszins.

    De gewichtsbepaling van de aardappelstroom wordt via gps gekoppeld aan de precieze plek op een perceel. Naloop vertroebelt de gegevens enigszins.

  • Onder de leesband bovenop de rooier meten bandwegers de opbrengst van de aardappelteelt.

    Onder de leesband bovenop de rooier meten bandwegers de opbrengst van de aardappelteelt.

  • Brouwer monteerde een extra wiel achter onder de rooier om het rechter wiel te ontlasten. Bij een volle bunker zou er anders 9 ton op rusten. De druk op het extra wiel is te variëren vanuit de trekker.

    Brouwer monteerde een extra wiel achter onder de rooier om het rechter wiel te ontlasten. Bij een volle bunker zou er anders 9 ton op rusten. De druk op het extra wiel is te variëren vanuit de trekker.

  • De aardappelen gaan de bewaring in. Voor vermindering van kluiten wordt op de rooier én achter de stortbak gelezen.

    De aardappelen gaan de bewaring in. Voor vermindering van kluiten wordt op de rooier én achter de stortbak gelezen.

  • De opbrengstbepaling is daardoor behoorlijk onnauwkeurig. “Sowieso gaat het op de klei lastig, Nu in 2016 hebben we er op de klei helemaal niets aan. Maar het bedrijf heeft maar 5 à 10% van de aardappelen op klei. “De rest is op het zand, daar gaat het goed. Op zand zit je met vrij stabiel hooguit 5% grondtarra. Daarmee kun je rekenen.”
    Wat in het eerste jaar ook zichtbaar is geworden, is het grote effect op de opbrengst van droogte en schaduw. “En niet enkel de eerste paar rijen uit een windsingel waar de opbrengst lager is. Tot 30 meter er vandaan zie ik effect, een lagere opbrengst. Meer dan ik had verwacht.” Dat gegeven is voor Brouwer reden om met de verhuurder in gesprek te gaan, het bedrijf heeft voor de aardappelen nogal wat huurland. “Bij 35 ton per hectare schiet het niet op, dan rendeert de aardappelteelt niet. Voor twee derde van zo’n perceel wil ik dan de volle 100% betalen en voor een derde niet meer dan 60%. Met mijn opbrengstkaartjes kan ik de verhuurder de situatie laten zien.”

    Slechtste plekken verbeteren

    Brouwer is ervan overtuigd dat de sleutel van plaatsspecifieke landbouw ligt bij opbrengstbepaling. “Daar begint het. Vervolgens ga je in perceelkaartjes op zoek naar verschillen, verklaarbare en onverklaarbare. Dan gaat de zoektocht verder. Ik verwacht niet de topopbrengsten omhoog te krijgen. Wel door op slechte plekken het rendement te verbeteren, door bijvoorbeeld ruimere rotatie.”

    ‘Het begint bij opbrengstbepaling. Vervolgens ga je in perceelkaartjes op zoek naar verschillen, verklaarbare en onverklaarbare’

    Overigens vond Brouwer na de eerste hele oogst minder variatie binnen percelen dan hij verwachtte. Ook ziet hij dat er winst is te halen bij variabel poten van verschillende maten. Bij bovenmaats pootgoed en pootafstand 40 centimeter krijg je net zoveel stengels als bij 35-45 millimeter op 28 centimeter. Het streven is 15 à 20 stengels per meter. “Wij hebben altijd TBM-veldgewas gepoot. In 2017 gaan we 35-50 millimeter poten en 50 millimeter opwaarts. Gevoelsmatig snap je dat het kan. Ik vind het prettig dat ik het nu ook kan meten.”

    Meer artikelen over precisielandbouw lezen? Bekijk de themapagina de themapagina 'Precisielandbouw - Perfectioneer je teelt op basis van data'.
    Beheer
    WP Admin