VarkensOpinie

Brabantse gekkigheid

De BZV treft Brabantse veehouders met bovenwettelijke regels. Deze missen hun doel, omdat er geen relatie is met ruimtelijke ordening.

In provincie Noord-Brabant is in maart 2014 tegelijkertijd met de Verordening Ruimte 2014 de Brabantse Zorgvuldigheidsscore, de BZV, in het leven geroepen. De regeling is gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening en moet vanuit ruimtelijk oogpunt noodzakelijk zijn. De hoofdregel is dat veehouderijen alleen nog mogen uitbreiden als zij voldoen aan deze BZV, de BZV 1.0 om precies te zijn.

Kern hiervan is dat door middel van bovenwettelijke maatregelen een bepaalde score behaald moet worden. Als je aan de wet voldoet, haal je een 6. Je moet echter minimaal een 7 halen. Je kunt punten halen op tal van terreinen, variërend van dierenwelzijn en emissiearme stalsystemen tot mineralenkringlopen en inpassing in de omgeving. De aperte onzin van dit verzinsel is echter dat de maatregelen geheel los staan van de ruimtelijke omgeving en dus van nut of noodzaak. Daarvoor bestaan nu juist al die andere, nationale wettelijke regels (denk aan geur, ammoniak, meststoffen, flora- en fauna et cetera). Die wet- en regelgeving bepalen uitputtend of en onder welke voorwaarden een vergunning verleend kan worden. Als de uitkomst van die ellenlange beoordeling is dat er een vergunning verleend kan worden, betekent dat juridisch dat volgens de wetgever geen bezwaren bestaan tegen de activiteit.

Maar niet in Brabant. In Brabant gaat de provincie er dan nog eens dunnetjes overheen. In Brabant moet men nog meer doen – bijvoorbeeld strengere stalsystemen of nog meer groenvoorzieningen – voordat men een vergunning kan krijgen. Die eisen staan los van de omgeving, dus los van bijvoorbeeld de aanwezigheid van geurgevoelige objecten of zeer kwetsbare gebieden. Daardoor is juridisch niet langer sprake van ruimtelijk relevante regelgeving, laat staan van de vereiste ruimtelijke noodzaak, waardoor dit systeem direct in strijd is met de wet. Het wordt nog gekker. De bedoeling en afspraak was namelijk dat deze BZV deel zou uitmaken van een ketenbrede benadering, waarin supermarkten en het grootwinkelbedrijf een cruciale rol zouden vervullen. Zij zouden zorgdragen dat het kostenplaatje niet bij de producenten terecht zou komen. Hoewel deze partijen massaal afhaken en de kosten dus wél integraal bij de veehouders terechtkomen, weerhoudt dat de provincie niet. Integendeel, die is al bezig met een BZV 2.0.

Het gekste moet nog komen. Den Haag heeft deze strijdigheid door. Echter, in plaats van de provincie te corrigeren legaliseert men alsnog deze onrechtmatige regelgeving. Hiervoor is een aanpassing van de regelgeving in de maak. In de toelichting stelt de minister: “Deskundigen zijn het er niet over eens of deze aspecten onder de definitie van ruimtelijk relevant vallen. Daarmee wordt deze integrale aanpak juridisch kwetsbaar.” En dus wordt de wet aangepast om, aldus de minister, ‘de provincie Noord-Brabant […] de kans te geven met deze aanpak te experimenteren …’. De regels achteraf aanpassen zodat men met en op kosten van een hele sector kan experimenteren in strijd met gemaakte afspraken: het moet niet gekker worden

.

Beheer
WP Admin