Moedermelk is de belangrijkste voedingsbron voor biggen.<br />Foto: Ronald Hissink VarkensAchtergrond

Varkenshouder moet lactatiekundige worden

Varkenshouders en dierenartsen moeten volgens dierenarts Manon Houben van de GD veel meer bezig kennis vergaren rondom het thema lactatie.

Door die kennis vervolgens in te zetten, is volgens Houben nog enorm veel winst te boeken. Een goede lactatieperiode zorgt volgens haar voor veel minder problemen in de kraamstal en gezondere biggen en zeugen. “Moedermelk is veel meer dan biest alleen. Het moet niet alleen gaan over de eerste uren, maar zeker ook de periode daarna”, aldus Houben op de dierenartsensessie van het Praktijksymposium Hogere Varkensgezondheid in Venray.

Lactatieperiode

In de lactatieperiode onderscheidt Houben 3 soorten melk. De biestproductie in de eerste 24 uur, gevolg door transitiemelk tot 5 dagen na de partus en de echte moedermelk vanaf 5 dagen. Pas echt stabiel is de samenstelling van moedermelk na 10 dagen. In die periode verdubbelt de calorische (energie)waarde. In die zin is de moedermelk een enorm belangrijke bron van energie en andere belangrijke voedingsstoffen. Om te zorgen dat er veel melk beschikbaar komt voor de biggen moeten varkenshouders volgens Houben lactatiedeskundigen zijn. “Dat is meestal niet het geval, helaas. Een gemiddelde varkenshouder weet niet hoeveel melk een zeug produceert per dag en hoe dit te beïnvloeden is.”

Om te zorgen dat een zeug veel melk produceert, is de big doorslaggevend volgens Houben. Een groot aantal zware en vitale biggen zorgt ervoor dat het uierpakket van de zeug maximaal worden gestimuleerd voor de productie van melk. In de praktijk wordt er volgens Houben veel minder uit het uier gehaald dan mogelijk is. Het liefst ziet de dierenarts dat biggen 30 tot 35 keer per dag drinken bij de zeug. Twintig keer is voor haar de absolute ondergrens. Die drinkbeurten duren vervolgens 10 tot 15 seconden. Omdat na 35 minuten de spenen weer ‘gevuld’ zijn, is een hoge drinkfrequentie mogelijk.

Gedrag

Om te zorgen dat zeugen vaak en vlot melk geven, moeten varkenshouders beginnen met het (her)kennen van het gedrag van de zeug en de biggen. Liggedrag, buikvulling het roepen door de zeug en het masseren van het uier zijn allemaal indicatoren die aangeven of dingen wel of niet goed lopen in de kraamstal. “Varkenshouders moeten veel meer observeren. Je moet eerst kunnen herkennen voordat er bij te sturen is.”

Opvallend was ook de vergelijking die Houben maakte met de humane lactatie. Ze vertelde haar publiek over regels die de wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert. Deze organisatie zet in op een verstrekking van borstvoeding van minimaal 6 maanden. Ook is het volgens Houben niet voor niets dat het verboden is om reclame te maken voor babymelk. Reclame mag alleen gaan over opvolgmelk. “Daar moeten varkenshouders en dierenartsen eens goed over nadenken. Men moet bewuster zijn van het feit wat er allemaal in melk zit en wat melk doet.”

Beheer
WP Admin