VarkensAchtergrond

Investeren in gesloten bedrijf

De export van biggen lijkt structureel moeizaam. Vermeerderaars doen er goed aan na te denken of ze nog wel willen investeren in meer zeugen.

De zeugenhouderij zit in een slechte situatie en gaat richting het dieptepunt van de meerjarige cyclus. Een belangrijke reden voor de huidige crisis is de moeizame biggenexport. Er zijn meerdere ontwikkelingen die erop wijzen dat de export langdurig en structureel onder druk blijft.

Etiketteringseisen

Een zo’n factor is dat in Duitsland exporteurs problemen ervaren door de nieuwe etiketteringseisen (zie kader). Dat speelt vooral in Zuid-Duitsland en bij mesters die leveren aan slachterijen voor regionale programma’s. Daarnaast kreeg Duitsland hogere slachtkosten door invoering van een minimumloon. Dat tikt door in het rendement van vleesvarkens en de bereidheid om biggen op te zetten.

Deense export

Waar Nederland de biggenexport ziet inzakken, lukt het de Denen elk jaar meer biggen te exporteren. Polen is al bijna helemaal in Deense handen, in Duitsland gaat het ook ten koste van Nederland. Denemarken heeft een sterk imago qua gezondheid en levert met de Duroc een sterke big die hard groeit. In tegenstelling tot Nederland hebben biggen nagenoeg allemaal dezelfde genetica en zijn ze bij spenen en afleveren zwaarder.

Structurele disbalans

Spanje werkt aan uitbreiding van de eigen productie. Wat voor de lange termijn ook niet helpt, is dat transportafstanden eerder korter dan langer worden. Dat betekent steeds minder mogelijkheden om verre markten te bedienen.

In de sector zijn meningen verdeeld over hoe structureel de ontwikkelingen zijn. Optimisten denken dat de export toch aantrekt en het Nederland lukt, zeker als geïnvesteerd wordt in kwaliteit, om een sterke positie te behouden. Anderen zijn pessimistischer en voorzien dat de zeugenhouderij rekening moet houden met een nieuwe situatie. Eén van hen is Paul Bens, directeur DLV Intensief: “Ik maak me grote zorgen over levende export uit Nederland, zowel voor biggen als vleesvarkens.” Hij verwacht dat de Europese markt na een lange periode van lage prijzen wel herstelt, maar vreest dat er door de structurele disbalans van vraag en aanbod voor een volgend dal te weinig ruimte is om te reserveren.

Investeren verstandig?

Gezien de situatie op de biggenmarkt is het de vraag of vermeerderaars er in de toekomst verstandiger aan doen uit te breiden in zeugen, of juist in vleesvarkens. Kijk kritisch naar uitbreiden met zeugen, zegt Bens. “Rendementen op de grote zeugenbedrijven kwamen altijd uit de opbrengstprijs. De kritieke voerwinst is in tien jaar € 170 per zeug gestegen. Grote toeslagen maakten die extra kosten goed. Als de prijsvoorsprong van € 10 per big krimpt, komt een bedrijf in een erg kwetsbare positie.”

Zelf afmesten

Investeren in vleesvarkens in plaats van zeugen is volgens sectordeskundigen zeker een optie. Een voordeel is dat financiële risico’s kleiner zijn en de kasstroom stabieler. Ook geeft zelf afmesten meer afzetmogelijkheden: voor afzet van vleesvarkens zijn in het binnen- en buitenland meer mogelijkheden. Een bijkomend voordeel is dat varkenshouders kosten voor de handel wegsnijden en vermeerdering en afmesten op elkaar af kunnen stemmen.

De nadelen van afmesten

Afmesten heeft ook nadelen. Het bouwen voor vleesvarkens vergt per vergelijkbare economische eenheid een grotere investering en een grotere aanslag op het bouwblok. Het totaalsaldo is weliswaar hoger, maar de financierings- en mestafzetkosten tikken harder door. Wat lagere kosten voor arbeid kunnen dat nadeel niet wegpoetsen. Niet goed in geld uit te drukken is dat de voordelen van specialisatie minder worden benut. Nu is daar ook wel een optimum, waarbij het voordeel van steeds meer zeugen relatief afneemt en op punten (gezondheid, technisch resultaat) zelfs kan omslaan in een nadeel.

Weinig animo

In de praktijk lijkt er nog weinig animo bij zeugenhouders voor investeren in vleesvarkens, zien ook Rabobank en ABN Amro. De grote financiering is dé bottleneck en alleen economisch gezonde bedrijven met topresultaten kunnen dat aan. “Het gebeurt wel, maar mondjesmaat”, zegt Koen van Bergen, Rabobank-sectormanager varkenshouderij. De voordelen zijn volgens hem bekend, maar bedrijven missen vaak de slagkracht voor die omslag. Bovendien is hij wat minder pessimistisch over de biggenmarkt op de lange termijn: “Naar een goed kwaliteitsproduct zal altijd vraag zijn. Mits men aan alle randvoorwaarden invulling geeft. Daar ligt nog een uitdaging.”

Grote verschillen

Ook collega-sectormanager Wilbert Hilkens bij ABN Amro ziet in de praktijk nog geen omslag naar het gesloten bedrijf: “De moeilijke biggenmarkt is bekend, maar de keuze zelf af te mesten maakt men nog niet veel.” Hij ziet wel de voordelen van een gesloten bedrijf, maar benadrukt dat ook gespecialiseerde bedrijven toekomst hebben. Hij wijst op de grote verschillen tussen bedrijven, in kwaliteit en technische en economische prestaties. “Het is een individuele keus. Wel klinkt vaker de vraag vaker of bij uitbreiding een tweede locatie bijkopen beter is dan nieuwbouw.” Ook het buitenland is een interessante optie.

‘Kwaliteit te mager’

Wat Nederland sowieso moet doen, is investeren in de positie op buitenlandse biggenmarkten. Dat Duitsers ondanks een prijs die euro’s lager ligt toch kiezen voor Deense biggen, is een teken aan de wand. “De kwaliteit is te mager”, zegt Cees Oostrom, voorzitter sectorcommissie varkenshandel/export bij Vee&Lo-gistiek Nederland. “Als niet snel iets gebeurt, is het exportverlies blijvend en verliezen we de strijd.”

Het is al vaak gezegd, maar de focus moet liggen op afleveren van de beste biggen. Dat betekent onder andere meer uniforme biggen van later gespeende zeugen met alle benodigde entingen en bekende gezondheidsstatussen. “En meer flexibiliteit bij het afleveren. Duitsers zijn akkerbouwers, die willen niet voor het blok worden gezet dat de biggen per se op maandag moeten komen.”

Etikettering maakt export lastig

De EU eist minimaal vermelding van het land waar het dier is gehouden en geslacht. Dat bemoeilijkt de export van biggen en vleesvarkens. Sinds 1 april van dit jaar gelden nieuwe Europese regels over de etikettering van de oorsprong van vlees. De bedoeling daarvan is dat consumenten meer informatie krijgen over de herkomst van vlees.
Een vleesproduct van een dier dat 
geboren, gemest en geslacht is in hetzelfde land krijgt dat op het etiket vermeld. Zoals: ‘Oorsprong: Nederland’.
Criteria
Om aan de eis van ‘gehouden in’ te voldoen moet een varken van de minimaal zes maanden bij slacht, minimaal vier maanden in het betreffende land zijn 
gemest. Voor varkens die jonger zijn dan zes maanden bij slacht maar zwaarder dan 80 kilo, geldt dat de biggen minimaal 30 kilo wegen bij opleg in dat betreffende land. Voor varkens die minder dan 80 kilo wegen, geldt het land waar het varken is 
geboren. Bij de afzet van Nederlandse biggen naar Duitsland is op papier niet veel aan de hand. Deze biggen zijn gemiddeld bijna altijd lichter dan 30 kilo bij export en worden gezien als gehouden in Duitsland. Ze hebben dan vier maanden in een Duitse stal gelegen en zijn dan voldoende ‘Duits’ (oftewel: Eingedeutscht).
In de praktijk blijken Duitsers sinds de regels van kracht zijn, toch terughoudender in het afnemen van Nederlandse biggen. Ook uit Italië komen geluiden dat meer voor eigen biggen wordt gekozen.

Beheer
WP Admin