RundveeNieuws

Vleesveebedrijven vechten dierwelzijnspremie aan

Den Haag – Twee vleesveehouders hebben bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) in Den Haag bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop het ministerie van Economische Zaken in 2011 een subsidieregeling voor duurzame vleesveehouderij heeft uitgevoerd.

Via artikel 68 van het Europees landbouwbeleid was een regeling open gesteld voor vleesveehouders die diervriendelijker produceren dan wettelijk was voorgeschreven. Hiervoor was vier jaar lang €200.000 per jaar beschikbaar. Voorwaarde voor de subsidie, die ongeveer €5000 per bedrijf bedroeg, was dat de bedrijven een dierenwelzijnscertificaat moesten hebben. Het was voor de vleesveehouders echter niet mogelijk om een certificaat te bemachtigen. Het enige door het ministerie erkende certificaat was het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming. Dit certificaat werd echter door de Dierenbescherming in 2011 niet aan vleesveehouders toegekend. De vleesveehouders zijn van mening dat het ministerie dit had kunnen weten omdat de Dierenbescherming dit kenbaar heeft gemaakt. Bovendien was het systeem van integrale ketenbeheersing (IKB Rund), op basis waarvan het ministerie het Beter Leven certificaat goedkeurde, al sinds 2006 afgeschaft. Ook dit had het ministerie kunnen en moeten weten toen zij dit certificaat erkende, vinden de vleesveehouders.

“Het is heel zuur dat je als vleesveehouder je aan de dierenwelzijnsregels houdt die volgens de Europese regelgeving zijn aangegeven en daar zelfs ver bovenuit steekt, maar dat je door  de wijze waarop het ministerie de regeling uit voert niet in aanmerking komt voor de subsidie”, zegt Sonja Suij, van vleesveebedrijf Mts. Suij uit Koewacht. Ze vindt, net als Alice de Koning die de zaak namens veehouderijbedrijf Gerard de Koning aanvecht, dat het ministerie niet volgens de letter van de wet, maar ook niet volgens de geest van de wet heeft gehandeld. De vleesveehouders benadrukken dat het ministerie de plicht heeft om ervoor te zorgen dat de vleesveehouders die aan de regels voldoen ook in aanmerking konden komen voor de regeling. Vleesveehouder Anita Heijdra vraagt zich tevens af waar het geld, dat gelabeld was voor de vleesveehouderij, naartoe is gegaan nu de sector geen gebruik kon maken van de regeling.

Advocaat Jan Bult van het ministerie verweert zich in de zaak door te verwijzen naar een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) waarin het ministerie in het gelijk werd gesteld. Daarin werd beoordeeld dat de subsidie terecht niet werd verleend om dat de vleesveehouder geen certificaat had. Het ministerie vindt het de verantwoordelijkheid van de sector zelf om ervoor te zorgen dat er een certificaat komt. Ook dat blijkt niet zo eenvoudig, omdat niet duidelijk is gesteld aan welke voorwaarde de bedrijven moeten voldoen. “Er wordt niet objectief getoetst, maar subjectief, waardoor het heel lastig blijkt”, aldus Suij. Heijdra voegt daaraan toe dat voor andere diersoorten wel criteria zijn gesteld voor dierwelzijnseisen die hoger liggen dan de wettelijke normen.

De rechter in Den Haag benadrukt tijdens de zitting dat het lastig zal worden om de zaak juridisch te toetsen omdat in de verordening waar het over gaat niet staat beschreven hoe de regeling uitgevoerd moet worden. Het CBB doet over zes weken uitspraak.

Beheer
WP Admin