RundveeNieuws

Derogatie eist optimale resultaten

Arnhem – Om de nadelige gevolgen van een groter grasareaal zo veel mogelijk op te vangen, moeten melkveebedrijven zo scherp mogelijk worden op hun technische resultaten. Bovengemiddelde prestaties zijn niet voldoende. Optimale technische resultaten zijn nodig. Dit stelt adviesbureau AcconAVM.

Concreet betekent dit een tussenkalftijd voor het vee die korter is dan 385 dagen, het aanhouden van maximaal een kwart jongvee, een afkalfleeftijd van de vaarzen van 24 maanden en een hogere levensproductie per melkkoe. Ook moet het herfstgras optimaal worden benut. Jongvee tot een jaar krijgt 25 procent mais in het rantsoen, ouder vee niet meer.

AcconAVM heeft berekend dat de omschakeling van 70 procent grasland en 30 procent maisland naar 80 procent gras en 20 procent mais flinke verliezen aan drogestof en zetmeel oplevert en extra mestafzetkosten meebrengt. Voor een melkveebedrijf met 40 hectare zandgrond, 36 stuks jongvee en 60 melkkoeien met een productie van 8.500 kilo per koe en een ureumgehalte van 21 kost de omschakeling 24 ton drogestof. Er is weliswaar iets meer drogestof uit gras, maar dit weegt niet op tegen het verlies van drogestof uit mais. Die 24 ton drogestof staat gelijk aan 1,5 hectare mais. Door een 15 procent lagere beschikbaarheid van zetmeel, stijgt het ureumgetal, van 21 naar 24. Dat is goed voor 5 kilo meer stikstofproductie per koe, ofwel 300 kilo totaal, terwijl de plaatsingsruimte met 800 kilo stikstof daalt.

Niet voor alle melkveebedrijven heeft de andere derogatie nadelige gevolgen, maar voor 40 procent wel, met name op zandgronden in het oosten en zuiden van het land.

Beheer
WP Admin