RundveeNieuws

Broei in bijna helft graskuilen

Ferwert – In bijna de helft van de graskuilen is broei aangetroffen tijdens onderzoek door handelsonderneming Hoogland.

De onderneming liet stagiair Gerard Postma van Van Hall Larenstein op 73 Friese melkveebedrijven de graskuilen onderzoeken. Bij 32 graskuilen is broei geconstateerd. Er is volgens Hoogland sprake van broei als er meer dan 8 graden verschil is tussen de boven- en onderlaag of tussen het snijvlak en verder in de bult. Met een steekthermometer is op tien verschillende plaatsen in de kuilbult de temperatuur gemeten.

Daarnaast is onder meer gekeken naar het drogestofpercentage, de aanwezigheid van grond in de kuil en het toegepaste afdeksysteem.

20 procent van de kuilen waren te droog (boven 48 procent) of te nat (minder dan 30 procent). In een derde van de graskuilen werd zichtbaar grond gevonden. Dit is ongewenst in verband met de mogelijke aanwezigheid van boterzuurbacteriën en de kwaliteitsbeïnvloeding van de geleverde melk. Graskuilen afgedekt met grond waren tussen de 5 en 10 graden kouder dan kuilen afgedekt met autobanden en dekzeil. De met grond afgedekte kuilen hadden minder last van broei. Luchtindringing door slechte afdekking was bij een vijfde van de graskuilen een probleem. Hierdoor lag de temperatuur 5 graden hoger. Gehakseld gras zorgt voor een 2 tot 4 graden lagere temperatuur. Gemiddeld is de temperatuur van het snijvlak van een graskuil behandeld met een toevoegmiddel ruim 3 graden lager ten opzichte van het midden van de kuilbult dan bij een onbehandelde bult.

Uitgaande van 1 VEM verlies per dag per kilo drogestof per graad, rekent Hoogland voor dat dit per week bij acht graden broei om 56 VEM gaat. Bij een drogestofopname van 12 kilo per dag scheelt dit 672 VEM per dag. Voor 1 liter meetmelk is 460 VEM nodig. Het verlies is dus ongeveer 1,5 liter per koe per dag.

Beheer
WP Admin