Onderzoek de fosfaatbank
De groei van de melkveehouderij leidt tot een (veronderstelde) overproductie van fosfaat. Volgens staatssecretaris Dijksma is een ingreep onvermijdelijk, gezien de afspraken met de Europese Commissie. Kan de instelling van een fosfaatbank een deel van de oplossing zijn?
Sinds staatssecretaris Sharon Dijksma op 2 juli over de invoering van fosfaatrechten in de melkveehouderij aankondigde, dienen zich de knelgevallen aan: zoals bedrijven die veel geïnvesteerd hebben in stallen maar nog niet in koeien of in grond, of bedrijven die hebben geïnvesteerd in grond, maar niet nog in koeien en stallen; de bedrijven die de afloop van het melkquotum hebben afgewacht, en meenden nog voldoende grond te hebben voor een grondgebonden groei, of de bedrijven die in stallen, koeien én grond hebben geïnvesteerd. Ze menen allemaal recht te hebben op mogelijkheden tot groei, of instandhouding van hetgeen ze hebben gerealiseerd.
Dilemma
Hier ligt een dilemma. Al die bedrijven hebben te goeder trouw en legaal een koers gevolgd die voor hun specifieke bedrijfssituatie de meest logische was. De staatssecretaris wil de omvang van de fosfaatproductie beteugelen. Wie moet daarvoor opdraaien? De instelling van een fosfaatbank kan helpen, maar betekent tegelijk ook een fikse bureaucratische rompslomp. Voordeel voor de sector als geheel is, dat er geen geld wordt weggezogen door de handel in fosfaatrechten. Voordat het idee van een fosfaatbank geheel wordt afgeserveerd, moeten de voor- en nadelen goed onderzocht zijn.