RundveeOpinie

De melkquotering, omzien in wrok?

Dat in deze laatste maand van zijn bestaan veel wordt gesproken over en teruggekeken op de melkquotering, is niet gek. Wel opmerkelijk is de vrijwel 100 procent gedraaide opvatting over de quotering in de laatste 10 tot 15 jaar. Rond de eeuwwisseling was nog een meerderheid van de melkveehouders in Nederland (en elders in de EU) vóór behoud van quotering, want die gaf (inkomens)zekerheid.

Dat was volledig tegengesteld aan hoe de boeren er 16 jaar eerder over dachten, bij de invoering van de quotering. Toen heerste verontwaardiging alom, want de EU zat aan de portemonnee van de melkveehouder. Eerst werd een plafond opgelegd aan de EU-melkproductie, vervolgens werd de melkplas beperkt, zonder compensatie.

Anno 2015 zijn we terug bij af. Een ruime meerderheid van de melkveehouders (in ieder geval in Nederland en Duitsland) had het quotum al lang vaarwel willen zeggen, ware het niet dat de EU tegenstribbelde. Helemaal bont maakten enkele sprekers het op het Berliner Milchforum. Daar was de stemming er eigenlijk een van omzien in wrok. Udo Folgart, de ‘melkchef’ van het Duitse Bauernverband, rekende uit dat de Duitse melkveehouderij zonder quotering de productie vanaf 2000 met jaarlijks 2 tot 3 procent had kunnen vergroten en zo een groter stuk van de taart op de wereldmarkt had kunnen meepakken. Nu is dat stuk taart door Amerikaanse en Nieuw-Zeelandse melkveehouders ingepikt.

Herr Doctor Werner Rüther van de Landesvereinigung für Milchwirtschaft in Nedersaksen berekende dat de melkquotering in de 31 jaar van z’n bestaan de Duitse melkveehouderij de reusachtige som van €15 miljard had gekost: €6 miljard in de periode van 1984 tot 2000, nog eens hetzelfde bedrag in de 15 jaar erna, terwijl zo’n €3 miljard als ‘overhead’ is verdwenen in de zakken van makelaars, banken en andere mee-eters. Per melkveebedrijf komt dat volgens hem neer op een kostenpost van €200.000.

Ondertussen is de Europese Unie maar een beperkt deel van haar beloften, die ze had gedaan bij de invoering van de quotering, nagekomen. Wel zijn de budgetkosten van de EU voor het beheer van de zuivelmarkt sterk teruggedrongen en is een herstructurering van de melkveehouderij deels tot stand gebracht, maar van een dynamische quotering – waarbij de jaarlijkse EU-productie kon meebewegen met de vraag – is volgens hem nooit iets terechtgekomen. Ook van een actieve prijspolitiek, die daarmee samenhangt, is niets terecht gekomen, stelde hij. Stimulerend heeft het systeem in ieder geval nooit gewerkt, meende hij.

Maar, zo eerlijk was hij wel, wat had er dan moeten gebeuren, vroeg hij zich af – had de EU in 1984 dan simpelweg zijn handen van de zuivelmarkt moeten aftrekken, in plaats van de productie aan banden te leggen? Nee, dat was volgens Rüther ook niet goed gegaan. De Europese melkveehouderij en zuivelindustrie waren niet klaar voor de wereldmarkt. In de gegeven omstandigheden was de quotering misschien toch de minst slechte keuze. De regeling had echter nooit zo lang moeten duren, maar met een actievere opstelling van de beheerders van de regeling: wanneer zou de regeling weer kunnen verdwijnen en hoe kunnen we daar optimaal naartoe werken?

Achteraf bezien heeft Rüther misschien gelijk, zo had het volgens het boekje moeten lopen. Als niet steeds 15, later 25 en tenslotte 27 ministers van landbouw en hun entourage zich er niet constant mee bemoeiden. En dan nog was niet iedereen tevreden geweest.

Ideale regelingen bestaan niet in een steeds snel veranderende wereld. De quotering was een product van z’n tijd, en is zijn uiterste houdbaarheidstermijn voorbij. Het spel is gespeeld. Blij of wrokkig zijn helpt niet. Voortaan gelden nieuwe regels, waar ook mee geleefd moet worden.

Beheer
WP Admin