RundveeAchtergrond

Voerefficiëntie ook bij weidegang in beeld

Als de koeien naar buiten gaan, is het kengetal voerefficiëntie lastig te berekenen. Emiel Willems probeert de drogestofopname secuur te schatten.

De koeien van Herman Abbink gaan in de zomer elke dag naar buiten. Zijn bedrijf is optimaal ingericht voor weidegang en dat was bij de oprichting twee jaar geleden geen discussie. “In verband met het emissiearme sys­teem moeten de koeien wel naar buiten. Maar ook zonder die eis zouden we het doen”, vertelt Emiel Willems.

Hij werd in 2013 bedrijfsleider en was nauw betrokken bij de ontwikkeling van het bedrijf. Als voormalig melkveeadviseur wist hij dat daarmee niet voor de gemakkelijkste weg is gekozen. “Maar ik vind het mooi en zie het als een uitdaging. Er komt veel vakmanschap bij kijken, zeker als het bedrijf verder groeit.”

Kengetal is beoordeling van bedrijf

De keuze voor weidegang heeft consequenties voor het exact in beeld krijgen van de voeropname van de koeien. Voor Willems is dat belangrijk omdat hij de opname wil kennen om de voerefficiëntie te bepalen. Dat kengetal geeft aan hoeveel kilo meetmelk er van een kilo droge stof voer wordt gemaakt. Het zegt veel over de doelmatigheid van de productie en is daarmee een beoordeling van het hele bedrijf. In de praktijk ligt het kengetal tussen 1,1 en 1,6.

Willems noemt het een belangrijk getal maar het is niet het enige. “Als het goed melkt, is de voerefficiëntie ook goed.”

Beweeg uw muis over de rode iconen voor meer informatie.

Lagere voerefficiëntie

De voerefficiëntie ligt over een langere periode tussen 1,4 en 1,5. Willems’ adviseur van ABZ Diervoeding rekent de waarde frequent uit, maar zelf telt hij er ook regelmatig aan. Momenteel komt hij uit op ongeveer 1,35. Dat het cijfer nu wat lager ligt, heeft te maken met onrust bij de koeien; door de hitte is er minder gras gegroeid en moeten ze eerder naar binnen. Temperatuurwisselingen doen evenmin goed aan opname en welzijn.

Grashoogtemeter

Het berekenen van de voerefficiëntie is in de winterperiode gemakkelijk; dan gaat alles via de voermengwagen en corrigeert hij voor het restvoer. Zodoende is de werkelijke opname nauwkeurig in beeld. Als de koeien buiten lopen, is het lastig om de exacte opname te bepalen.

Om dit toch nauwkeurig vast te stellen, werkt Willems met een grashoogtemeter. In elk perceel van 8 hectare prikt hij twintig keer in de grond, waarbij bij elke prik de cumulatieve hoeveelheid droge­ stof in het schermpje verschijnt. Nu geeft het display 2.500 kilo aan. Willems houdt er rekening mee dat er 1.500 kilo droge stof overblijft na beweiden. “Ik gebruik het vooral om mezelf te ijken.”

[([002_rb-image-2662073.jpeg]:inzetgroot)]

Het melkveebedrijf van Herman Abbink.

Drogestofopname uit weidegras

Zijn ervaring is dat de graslengte niet altijd een goed beeld geeft en dat vooral de openheid van de zode bepalend is voor de droge­stofopbrengst.

Nu hij de droge stof per perceel kent, kan Willems een inschatting maken van de drogestofopname uit weidegras per dag. Daarbij hanteert hij de vuistregel dat het aantal uren weidegang minus één de opname in kilo’s droge stof per koe is. Op dit moment nemen de koeien maar 4 kilo uit gras op. De rest vult hij aan het voerhek aan met kuilgras.

Met deze gegevens kan hij redelijk exact het kengetal berekenen. “Het is niet zo nauwkeurig als in de winter, maar nog altijd een goede indicatie.”

[([003_rb-image-2662069.jpeg]:inzetgroot)]

De opgenomen droge stof uit de weide wordt aangevuld met graskuil. De hoeveelheid mais blijft stabiel.

Optimale voerefficiëntie

Een voerefficiëntie van 1,4 tot 1,5 noemt Willems het optimum. “Hoger is niet beter omdat de koeien zich dan te veel weggeven.” De conditie in combinatie met de melkproductie zijn belangrijke graadmeters. De mest en het ureumgetal zeggen veel over de rantsoenvertering.

Een optimale voerefficiëntie ontstaat als alle omstandigheden goed zijn. Op dit bedrijf valt vooral de aandacht voor vruchtbaarheid en voeding op. Een tussenkalftijd van 379 dagen bij een productie van ruim 9.000 kilo is een teken dat de vruchtbaarheid in orde is. Willems is secuur op de droogstand, onder andere door te zorgen voor voldoende drogestofopname en actieve koeien.

[([004_rb-image-2662067.jpeg]:inzetgroot)]

Willems is secuur bij het laden van de voermengwagen. Een stabiel en smakelijk rantsoen is belangrijk voor een optimale voerefficiëntie.

Constant rantsoen

Aangaande voeding is het rantsoen in winter en zomer nagenoeg gelijk. “Constantheid en smakelijkheid van het rantsoen zijn belangrijk.” Ook in de dagelijkse voeding probeert hij constant te werken, dus: voeren op hetzelfde tijdstip, met dezelfde laadvolgorde en voldoende mengtijd. In de zomer is het de kunst er maximaal weidegras in te krijgen. Als de omstandigheden dat vragen, wordt wel direct ingegrepen, zoals (tijdelijk) meer structuur of wat extra natriumbicarbonaat.

Resultaten op peil

Dankzij een strak management heeft Willems zich het beweiden goed eigen gemaakt. Hij verwacht de komende jaren weidegang te blijven toepassen, ook als het bedrijf de gewenste tweehonderd koeien telt. “Het blijft een uitdaging. Het is twee weken vooruitkijken en op tijd kunnen schakelen als er iets verandert.”

Ook bij tweehonderd koeien blijft voor hem de uitdaging om de resultaten op peil te houden. Voerefficiëntie blijft een van de instrumenten daarbij.

Dit artikel is ook te lezen in Boerderij 48.

Beheer
WP Admin